Alfabetische Woordenlijst (Zuid-)Afrikaans - Nederlands Zuid-Afrikaans - Nederlandse woordenlijst Dit is de grootste (Zuid-)Afrikaans-Nederlandse woordenlijst op het internet, amengesteld door Marcel Bas. Marcel Bas geeft, onder andere, Nederlandse les aan Afrikaanstaligen en Afrikaanse taalles aan Nederlands- en Duitstaligen en hij is onder meer vertaler van het Afrikaans. U zult hier voornamelijk de van het Nederlands afwijkende woorden, bestaande woorden en vooral in zwang zijnde woorden vinden. Dus niet vele onder Nederlanders en Vlamingen overbekende nepwoorden als 'loerpypie', 'amperbroekie', 'kokkie', 'hysbakkie', of ongein als 'stront-in-die-broekie'. Dit zijn meestal verzinsels die eerder aangeven dat Nederlandstaligen weinig weten van het Afrikaans en de taal niet serieus nemen. Het Afrikaans is wel leuk, maar het is geen slang of een soort grappenmakerscreools. Indien er in deze woordenlijst iets uit de slang staat, dan heb ik er gemeenz. of plat of slangbij vermeld. Als voorproefje van wat het Afrikaans wel en wat het niet is, ziet u hier nu een aantal woorden waarvan Nederlanders en Vlamingen vaak denken dat ze echt bestaan: Zoals U ziet, een normale, volwaardige taal. 'Loerpypie' en 'stront-in-die-broekie' bestaan niet eens. Maar dat mag de pret niet drukken. U zult in deze lijst echter genoeg bijzondere woorden en vormen aantreffen! Bij begrippen die verwarring kunnen veroorzaken (zoals wat het verschil is tussen 'arties' en 'kunstenaar', of wat 'steen' betekent) heb ik voorbeeldzinnen bedacht die de betekenis duidelijker moeten maken. Verder ben ik bij veel woorden ingegaan op de geschiedkundige, etymologische, sociale en culturele achtergrond. |
Vir soek: druk Ctrl + f
Voor zoeken: toets Ctrl + f.
Afrikaans | Nederlands |
aalwee, aalwyn - zn | aloë Vgl. 'Kanniedood' |
aanbied | aanbieden, presenteren |
aanbieder | presentator (radio, TV) |
aand - zn | avond |
aandete - zn | avondeten |
aangaan | gebeuren; verder gaan / voortgaan; betreffen ("Wat gaan hier aan?" = Wat is er hier aan de hand? / "Vir sover as dit my aangaan..." = Wat mij betreft... / "Dit het so vir 'n halwe dag aangegaan." = Het ging zo'n halve dag door.) |
aanhou | doorgaan (met), voortgaan (met), blijven doen, aan de lijn blijven (telefonisch), geduld betrachten "Hou aan, asseblief" = "Blijft u even wachten, alstublieft / Blijft u aan de lijn alstublieft" "Dit hou aan reën" = "Het blijft regenen" |
aanmeld - ww. | (zich) aanmelden, inchecken (ook op luchthaven) |
aanpiekel | (met moeite) dragen, vervoeren; gaan, lopen |
aansitterig | aanstellerig, overdreven emotioneel Opm.: De Nederlandse zin "Stel je niet aan" wordt dan ook als "Moenie so aansitterig wees nie" vertaald en niet als "Moenie jou aansit nie" of iets dergelijks. |
aanskakel | aanzetten, aandoen, inschakelen Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'aandoen, aanzetten': "Skakel die televisie aan, asseblief" en "Ek het nou die motor aangeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor aangedaan" 'Aansit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd. Vgl. 'afskakel' |
aansoek - zn | verzoek, sollicitatie |
aansteeklik | besmettelijk (ziekte) |
aap; uitdr.: Die ~ uit die mou laat | aap; uitdr.: Een geheim verklappen |
aar | (koren-)aar; ader - zn |
aardig | onaangenaam, naar, misselijk, zich niet lekker voelend; ongemakkelijk, slecht, gegêneerd, beschaamd; irritant, aanstotelijk; aanzienlijk, groot Zie verder bij arig, met verdere uitleg over deze voor het Nederlands ongebruikelijke betekenis |
aartappel, ertappel - zn | aardappel |
aartappelskyfies - zn | patates frites; chips (vgl. 'slaptjips') |
aasvoël - zn | gier Vgl. 'gier' |
abba | op de rug dragen |
abuis | verkeerd, niet juist, 'er naast', abuis (Ek is ~ = Ik heb het mis, ik zit ernaast) |
ablusieblok - zn | toilet- en wasgelegenheid op een camping |
afdelingswinkel - zn | warenhuis |
afdraaipad - zn | afrit, afslag |
afdraand(e) - zn | zn. helling (naar beneden); bijw. bergafwaarts (vgl. 'opdraand(e)') |
affodil - zn | narcis |
afklim | uitstappen (bus e.a.) |
afneem | afnemen, fotograferen |
affêring, affêre - zn | affaire |
afgehaal voel (ek voel afgehaal) | zich beledigd, vernederd voelen |
afhaal | afhalen, afdoen, afzetten ("Hy haal sy helm/hoed van sy seuntjie se kop af" = "Hij neemt zijn helm/hoed van het hoofd van zijn zoontje af"; "Haal jou boeke af" = "haal je boeken er vanaf"). Vlg. 'ophaal' en 'oplaai' |
afklim | uitstappen (bus e.a.) |
afneem | afnemen, fotograferen |
afrigter - zn | trainer |
afskakel | uitzetten, uitdoen, uitschakelen Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'uitdoen, uitzetten', 'uitschakelen': "Skakel die televisie af, asseblief" en "Ek het nou die motor afgeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor uitgezet" 'Afsit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd. Vgl. 'aanskakel' |
aftorring | aftornen |
aftree | met pensioen gaan |
aftree-oord - zn | complex met bejaardenwoningen |
aftrek | aftrekken (geen seksuele connotatie), naar beneden trekken, downloaden iemand se aandag aftrek = iemands aandacht afleiden |
aftrekorder - zn | machtiging tot automatische afschrijving |
aftrekplek - zn | parkeerplaats langs de snelweg (dus geen zgn. 'afwerkplek'!) |
afslag zn. | korting Opm.:Hoewel in het Afrikaans zowel het woord korting als afslag bestaat, wordt afslag vaker gehoord. In het Nederlands is dit net andersom, en wordt 'afslag' meer bij grote bestellingen (bij `bulk´, bijvoorbeeld) of bij groothandels gebruikt. "By hierdie grootmaatbestelling het ek 'n goeie afslag gekry" = "Op deze bulkbestelling heb ik veel korting/afslag gekregen" "Kry nou afslag by jou reis na Europa!" = "Krijg nu korting op je reis naar Europa!" |
afslag ww. | villen |
afsterwe | (verh.; arch.) doodgaan, overlijden; (modern Afr.) contact verliezen met vrienden, familie, kennissen ("Hy het sy vriende afgesterf vandat hy oorsee gaan bly het") |
agtermekaar | voor elkaar, in orde |
agterste (plat) - zn | achterwerk |
aikona, aikôna, haikôna | nee!, helemaal niet!, over m'n lijk! |
aitsa! | uitroep van verbazing |
akkedis - zn | hagedis |
akkerboom - zn | eikenboom |
albaster, albastertjie - zn | knikker |
algemene handelaar - zn | soort 'Winkel van Sinkel' |
alikreukel / arikreukel / arikruik / alikruik - zn | 'alikruik'; grote zeeslak die zich op rotsen ophoudt (Turbo sarmaticus) |
alleenloper, enkelloper zn | vrijgezel, alleenstaande |
alleenlopend, enkellopend bijv. nw. | vrijgezel, alleenstaand |
almal | iedereen, elkeen, allen Opm.: In tegenstelling tot het Nederlands, gebruikt het Afrikaans 'almal' als het onderwerp in een zin, terwijl het in het Nederlands enkel een onbepaald telwoord is dat aan het onderwerp toegevoegd wordt (wij, jullie, zij allemaal). Het Nederlandse gebruik van 'allemaal' treft men echter ook in het Afrikaans aan. De volgende zinnen moeten het bovenstaande illustreren. "Almal in Paterson weet waar lê Kaapstad. Maar weet almal in Kaapstad waar lê Paterson?" = "Iedereen in Paterson weet waar Kaapstad ligt. Maar weet iedereen in Kaapstad waar Paterson ligt?" "Suid-Afrika, waar almal tuisvoel." = "Zuid-Afrika, waar iedereen zich thuisvoelt." "Dit is 'n groot vrees vir ons almal." = "Dat is een grote vrees voor ons allemaal/allen." In het Afrikaans kent men ook' elkeen', maar dit betekent meer 'eenieder', 'iedereen afzonderlijk'. Het Engels kent deze betekenis ook, van each (one). Vgl. 'enigeen' |
almanak - zn | kalender Opm.: In het Afrikaans kunnen 'almanak' en 'kalender' door elkaar gebruikt worden en betekenen ze precies hetzelfde, al wordt 'kalender' veel vaker gebruikt. Het Nederlandse woord almanak, d.i.een jaarlijkse publicatie met allerhande terugkerende informatie, is in het Afrikaans te vertalen met 'almanak'. |
amandel - zn | amandel (de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis); niet de lymfeorganen achterin de keel) Opm.: De benaming voor de lymfeorganen achterin de keel die in het Nederlands amandelen genoemd worden (tonsillen), zijn 'mangels' in het Afrikaans (zie aldaar). |
amper | bijna Opm.: Het Nederlandse 'amper' kan het beste benaderd worden door 'skaars' of in mindere mate 'nouliks' te gebruiken: |
amperbroekie (weinig gebr.) - zn | tangaslipje Opm.: in plaats van 'amperbroekie' zegt men in het Afrikaans 'deurtrekkertjie' om het tangaslipje of, in het Engels, de g-string mee aan te duiden. |
amptelik | officieel |
anderkant | aan de andere kant / aan de overzijde ("anderkant die longdrop kry jy die bure se erf" = aan de andere kant van het buitentoilet vind je het terrein van de buren) (vgl. 'duskant' en 'oorkant') |
anderland - zn | het buitenland ("ek wil nie in anderland bly nie; anderland se kos is so vreemd" = ik wil niet in het buitenland wonen; het eten in het buitenland is zo raar) |
angstig | angstig, verlangend |
antrasietstoof - zn | kolenkachel |
appelkoos - zn | abrikoos |
appelliefie - zn | struik met grote, eetbare, appelachtige bessen (Physalis viscosa en P. angulata) |
apteek - zn | drogist, apotheek |
aptytwekker - zn | aperitief |
arig | naar, ongesteld; beschaamd, niet op z'n gemak; onvriendelijk, irritant, onaardig Opm.: In het Nederlands betekent aardig 'vriendelijk'. De voor het Nederlands tegenstrijdige betekenis van het Afrikaanse aardig en arig is eenvoudig te verklaren door te kijken naar het zeventiende-eeuwse Nederlands; algemeen betekende aerdich 'beleefd, vriendelijk' (Jan de Vries: 1971), zoals nu in het Algemeen Beschaafd Nederlands, maar in dialecten betekende het 'vreemd, eigenaardig'. Er zijn Vlaamse dialecten waar die negatieve betekenis behouden is. Daar zegt men 'aorig' om een ongemakkelijke situatie aan te duiden (G.J. van Wyk (red.), Etimologiewoordeboek van Afrikaans: 2003). |
arm (mv. arms) - zn | arm, armen (ledematen) |
arme, armes - zn | arme, armen |
arties - zn | kunstenmaker, circusartiest, 'artist' Opm.: 'arties' betekent niet NL. 'artiest'. Het is dus geen musicus of een ander soort kleinkunstenaar. Men moet het eerder zoeken in het circus en bij spektakels). ("Dit is lewensgevaarlik om 'n sweefstok-arties se kunsies te probeer nadoen" = Het is levensgevaarlijk om de kunsten van een acrobaat te proberen na te doen). Zie verder bij 'kunstenaar' |
asseblief | alstublieft Bij verzoek: "Vir meer inligting moet jy asseblief net die bostaande vorm invul" = Voor meer informatie verzoeken wij je het bovenstaande formulier in te vullen. |
astrant | brutaal |
atjar - zn | groente in azijn (maar niet hetzelfde gerecht als de Indische atjar in Nederland en Indonesië |
Awendmaal - zn | (bijbels) (Laatste) Avondmaal |
B | |
baadjie - zn | jasje, colbert |
baadjiepak - zn | mantelpak |
baai | zn. baai; ww. baden, vrijetijdszwemmen (vgl. 'bad) |
Die Baai - zn | bijnaam voor Port Elizabeth |
baaibroek - zn | zwembroek |
baas - zn | baas, (vero.) beleefde aanspreekvorm voor blanke ("'Goeiemôre, Baas', sê ou Gladman Nqumela vir die boerseun wat sowat sestig jaar jonger is as hy.") |
baba - zn | baby |
babelas, babelaas, babalaas - zn | kater (van drank) |
baber - zn | Afrikaanse meerval (wijdverbreide Zuid-Afrikaanse zoetwatervis Clarias gariepinus) ('baber' stamt af van het Nederlandse woord 'barbeel') |
baie | (bijw.) erg, zeer; vaak; (telw.) veel ("Ek het baie geslaap" / "Ek voel baie ongelukkig" / "Baie veel mense gee nie om vir omgewingsbewaring nie.") Opm.: veel wordt alleen gebruikt als het beheerst wordt door baie of te. Dus erg veel is in het Afrikaans 'baie veel' en niet 'baie baie', en 'te veel' is gewoon 'te veel'. 'Zo veel' is daarentegen 'so baie', tenzij je er een stellende trap (van vergelijking) mee wilt uitdrukken: "Ek dink so baie aan ons samensyn in Clifton..." "Daar is so baie mense op die Strydomplein vandag." (soms hoor je hier ook so veel) Maar: "As 'n volk het ons net so veel reg op selfbeskikking as ander volke." "Probeer so veel as moontlik om jou waardigheid te behou." |
bakgat (gemeenz.) | erg goed ("dit gaan ~ " = Het gaat erg goed) |
bakkie - zn | pick-up truck (kleine vrachtwagen met open bak) |
baklei | op de vuist gaan |
baljaar | spelen, huppelen |
bandopnemer - zn | cassetterecorder |
bankfooie - zn | bankkosten |
banknoot - zn | bankbiljet |
bankrot | failliet, bankroet |
bankstaat - zn | dagafschrift van de bank |
battery - zn | accu, batterij |
beampte - zn | ambtenaar |
bed - zn | bed, bedding |
bedanking - zn | dankbetuiging, ontslag |
bedanking inhandig | ontslag nemen |
bederf, bederwe | bederven; verwennen (vgl. 'verpes') |
bedlêend | bedlegerig |
bedorwe brokkie - zn | verwend kind |
bedrywigheid - zn | activiteit Misdadige bedrywghede = misdadige activiteiten |
beenaf | verliefd ("Sy het beenaf op hom geraak" = Zij werd verliefd op hem) (vgl. pootuit) |
bees - zn | koe (vgl. 'gogga' en 'dier') |
beesvleis - zn | rundvlees |
beet - zn | bieten |
beetslaai - zn | bietensalade |
beethê | beethebben, vasthebben |
befoeterd | slecht gehumeurd |
bekendstel, bekend stel | introduceren |
bek-af, bekaf | teleurgesteld, verontwaardigd, moe |
bekommerd - bijv. nw. | bezorgd |
bekommerd wees - uitdr. | bezorgd zijn, zich zorgen maken |
bemarking - zn | marketing |
bêre | opbergen, sparen (vgl. 'stoor') |
bêrekopie - zn | soort afbetaling |
besef | beseffen, zich realiseren Opm.In het Afrikaans kent men niet het werkwoord zich realiseren. Gebruik daarom altijd besef |
besering - zn | bezering, verwonding, blessure |
besig | druk, bedrijwig |
besigheid< - zn | zaak, handel |
besigheidsman - zn | zakenman |
besigheidsure - zn | openingstijden |
beskinder | belasteren |
beskuit - zn | harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk' Vgl. 'boerebeskuit, boerbeskuit' |
besoedel - ww | verontreinigen, vervuilen |
besoedeling - zn | verontreiniging (vgl. 'omgewingsbesoedeling') |
bestelling - zn | afspraak |
bestuur - zn | besturen, rijden (motor bestuur = auto rijden |
bestuurder - zn | bestuurder; manager |
bestuurderslisensie - zn | rijbewijs |
beursie - zn | portemonnaie |
bewaringsbewus | milieubewust (vgl. 'omgewingsbewaring') |
bewertjie, bewertjies - zn | trilgras: Europese grassoort met hartvormige aartjes (geslacht Briza) |
bielie - zn | super; kanjer |
biesies - zn | bies, rus (biezen van het geslacht Junca) (uitdr. 'dat die biesies bewe'= 'als een tierelier') |
'n bietjie - zn | een beetje, eventjes ("Ek gaan so'n bietjie kook" = Ik ga even koken) Opm.: Abusievelijk zegt - en schrijft - men vaak 'bietjie', zonder het onbepaald lidwoord. |
bilharzia - zn | ziekte door larven in rivierwater |
biltong - zn | gedroogd rund- of wildsvlees dat men in lappen of in kleine stukjes koopt en vervolgens met een biltongmesje eet (traditioneel Boere-eten!) |
binnenhuisversierder - zn | binnenhuisarchitect |
bitterappel - zn | doornachtige nachtschadestruik met blauwe bloemen, gelobde bladen en grote, kogelronde, olijfgroene, harde bessen (sodomsappel): dit is een notoir 'onkruid' (Solanum sodomaeum) |
blaai om (b.o.) | zie ommezijde |
blaarslaai - zn | sla |
blaaskans - zn | rustpauze, tijd om bij te komen |
blameer (vaak als anglicistische constructie 'iets op iemand blameer') | de schuld geven aan ("Blameer dit op Apartheid!" = Geef Apartheid maar weer de schuld!) |
blaps - zn | flater, vergissing |
blatjang - zn | zoet-zure saus met azijn,abrikozen etc., i.e. chutney |
bles | kaal (vgl. 'kaal' en 'haarloos') |
bleskop - zn | kaalhoofdig |
blikemmer - tussenw. | lieve hemel!, sodeju! |
blikoopmaker - zn | blikopener |
bliksem - zn | zn bliksem, deugniet, snuiter; ww iemand slaan, meppen ("Ek gaan jou bliksem as jy nie ophou nie!"); - tussenw.verdomme! (vgl. 'blikskottel', 'foeter' en 'donner') |
blikskêr - zn | blikopener |
blikskottel - zn | deugniet Opm.: Dit soort woorden, blikemmer en blikskottel, zijn eigenlijk afgeleid van 'bliksem'; taboevorming zal hier de oorzaak van zijn. |
blindings - zn - zn | rolgordijnen; jaloezieën: 'luxaflex' |
blits | weerlicht, lichtflits |
blits- (woorddeel) | flits-, snel-, vlug- |
blitsverkoper - zn | bestseller |
blitsvinnig | heel snel |
bloeddoortapping - zn | bloedtransfusie |
bloei | bloeden (vgl. ww. 'blom') |
bloekomboom - zn | eucalyptussoort uit Australië (>'bluegum tree', Eucalyptus globulus uit Zuid-Australië en Tasmanië) |
Bloemies, Bloem (gemeenz.) | Bloemfontein |
blokkiesraaisel, blokraai - zn | kruiswoordraadsel |
blokkiesvloer - zn | parketvloer |
blom - zn | bloem |
blom - ww | bloeien (vgl. 'bloei') |
blombedding - zn | bloembed, perk (vgl. 'bed') |
blomkool - zn | bloemkool |
bloot | slechts, ronduit, alleen maar (vgl. kaal) |
bo | boven |
bobaas | zn de allerbeste; bijv nw top-, super- ("Op hierdie CD sal jy vanjaar se bobaas treffers vind." = Op deze CD vind je de allerbeste hits van dit jaar / "Ons verkoop net bobaas braaivleis." = Wij verkopen alleen top-barbecuevlees / "Boerbone is bobaaskragkos" = Tuinbonen zijn top-krachtvoer) |
bobbejaan - zn | baviaan |
bobotie - zn | eenpansmaal met vlees en kerrie, van Indiase oorsprong |
boeglam (jou ~ skrik) | zich kapotschrikken |
boekenhout - zn | boomsoort (Faurea saligna) (>dial. Ned voor 'beukenhout', omdat de boom op de Europese beuk lijkt) |
boeke merk | schriften nakijken |
boekevat - zn | huisgodsdienstoefening |
boekrak - zn | boekenplank, -kast Vgl. 'rak' |
boep, boepens - zn | dikke buik |
boerbone - zn | tuinbonen |
boerdery - zn | het boeren, een agrarisch bedrijf runnen Vgl. plaas |
boerbeskuit, boerebeskuit - zn | harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk' |
boerekos - zn | traditionele plattelandse gerechten |
boereplaas - zn | boerderij |
boererate - zn | huismiddeltjes |
boereverneuker (plat) - zn | oplichter, matennaaier |
boerewors - zn | zeer populaire, speciale verse barbecue-(braai)worst, bestaande uit runder- en varkensgehakt, gemalen spek, gekruid met o.m. kruidnagelen, koriander, worcestersaus en azijn of citroensap |
boeta - zn | oudere broer, oudste broer |
boet, boetie - zn | broer(tje), ventje, (amicaal, schertsend) vriendje |
boetebessie - zn(gemeenz.) | vrouwelijke parkeerwachter |
bog - zn | onzin |
boggom / bôgom | geluid / roep v.e. baviaan |
bohaai - zn | lawaai, ophef |
bokant - zn | bovenkant (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant') |
bokant - vz | boven, aan de bovenkant van Opm.: Bokant my bed hang 'n skildery (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant') |
bokkem - zn | op bokking gelijkende vis ("'n Lekker bossie bokkems" = Een lekker zooitje bokking) |
bokkie - zn | geitje, bokje; (gemeenz.) meisje, grietje |
bokmakierie - zn | geelgrijs zangvogeltje waarvan de roep op "bokmakierie!" lijkt: Telophorus zeylonus |
boks - zn | zn.doos; ww. boksen |
Boland - zn | deel van de Kaapprovincie (ook Westelike Provinsie genoemd) |
bolla - zn | haarknot |
bollemakiesie - zn | koprol ("Bollemakiesie slaan / maak" = een koprol maken) |
bolyf - zn | romp |
bontspring - zn | uitvluchten zoeken |
bontstaan | hard werken |
boom - zn | boom; wiet ("Jy lyk sleg; het jy die naweek dalk te veel boom gerook?" = Je ziet er slecht uit; heb je dit weekend soms te veel wiet gerookt?) Vgl. 'dagga', 'zol' en 'skyf' |
boonop | bovendien |
boontoe | naar boven toe |
bo-op | bovenop |
bo-oor | boven over heen |
boord - zn | boomgaard |
boorgat - zn | waterwel |
boos | boos, euvel, verdorven ("Ek is boos vir jou" = "Ik ben boos op jou" / "Om Satan te volg is 'n bose daad" / 'Ons veg nie teen vlees en bloed nie, maar teen die Bose'). Vgl. 'kwaad', 'kwaai', 'vies'. |
bootry | bootje varen |
borg - zn (mv. borge); ww | zn. sponsor (mv. sponsoren); ww sponsoren ("Ons supermark borg die dorp se wedloop" = Onze supermarkt sponsort de hardloopwedstrijd van het dorp / "Ons soek borge vir die wedloop" = We zoeken sponsoren voor de wedstrijd) |
borrie - zn | koenjit / kurkuma / geelwortel (Curcuma longa) |
bors - zn | borst (in alle betekenissen) ("Ons sing die volkslied uit volle bors") |
borslappie - zn | slabbetje |
borsspeld - zn | broche |
bosberaad - zn | bepaalde vorm van brainstormen, georganiseerd op een afgelegen plek of op een commercieel jachtlandgoed |
bossie - zn | struikje, kruid, bosje, zooitje (vis) Opm.: bossies zijn ook een bepaalde soort vegetatie, bestaande uit kleine, geharde struikjes met heel fijne takjes die in de droge, aride gebieden leven. In de Karoo, op het Hoëveld en elders vindt men bijvoorbeeld het kankerbossie, kakiebos, ag-dae-geneesbos; kleine plantjes die houtig zijn om tegen het harde klimaat bestand te zijn. |
bossies ( ~ uittrek) | onkruid (wieden) |
bossiestee - zn | rooibostee |
bosvark - zn | penseelzwijn (gedrongen soort inheemse zwijnachtige; Potamochoerus porcus) (vgl. 'vlakvark') |
Bosveld - zn | Noord-Transvaals landschap Dit landschap wordt gekenmerkt door hoog gras met schaarse groei van bomen, waar grootwild graast. Bomen die er groeien zijn Acacia erioloba (kameeldoring), Acacia luederitzii (baster-haak-en-steek), Boscia albitrunca (witgatboom) en Terminalia sericea (vaalbos). |
bot - bijv. nw. | bot (bijv. nw.) (vgl. 'been') |
bottel - zn | fles (vgl. 'fles') |
bottelstoor - zn | slijterij Opm.: i.p.v. het anglicistische bottelstoor zegt men liever drankwinkel) |
botter - zn | boter Hy botter sy brood aan albei kante = Hij eet van twee walletjes |
botterblom, botterblommetjie - zn | soort gazania (Gazania krebsiana) |
botterbroodjies (skons) - zn | scones |
boud(e) - zn | bil(len) |
bougenootskap - zn | bank voor huisleningen |
bra - bw | nogal; eigenlijk; weinig ("Die aantal reaksies is bra beperk" = Het aantal reacties is nogal beperkt) |
bra - zn | beha |
braaf | dapper Wie denkt dat dit een anglicisme is, zal verbaasd zijn te merken dat men in ouder Nederlands ook 'braaf' zei om 'dapper' of 'stoutmoedig' mee aan te duiden. |
braai(vleis) - zn | barbecue |
braaivleisaand - zn | barbecue-avond |
brak(kie) - zn | (bastaard)hond |
brakkiesbakkie - zn | doggie bag |
brander - zn | grote watergolf |
branderplank - zn | surfplank |
branderry | surfen |
bredie - zn | stoofpot, vaak met suring (Nl. klaverzuring: Oxalis)bereid |
breekgoed - zn | servies |
brein - zn | hersenen (van mensen) (vgl. 'harsings') |
breinvliesontsteking | hersenvliesontsteking |
briek | - zn rem; ww remmen ("Briek aandraai" = Op de rem trappen, afremmen) |
broei | broeien, broeden ("'n Groot storm broei by die kus" = Er dreigt een storm bij de kust / "Papegaaie broei nie maklik nie" = Papegaaien broeden niet makkelijk) |
broeikas - zn | couveuse |
broeikasbaba - zn | couveusekind |
broekiekouse - zn | panties |
broerskind - zn | neef, nicht, oomzegger |
bromfiets - zn | brommer, motorfiets (Vgl. 'brommer') |
brommer - zn | bromvlieg (Vgl. 'bromfiets') |
bromponie - zn | scooter |
brug - brûens - zn | brug - bruggen |
brug ( ~ speel) | bridge spelen, bridgen |
bruismeel - zn | zelfrijzend bakmeel |
buite- | buiten- (als voorvoegsel) Opm.: Net als in het Nederlands schrijft men in het Afrikaans het woord buiten mét n (men spreekt er deze n ook steevast uit!), en ok zonder n. Maar in woordverbindingen vervalt de n steeds. Zie hieronder, bijv., bij buitemuurs, en vergelijk het lemma buiten, buite. |
buitemuurs | deeltijds (student), extraneus |
buiten, buite | buiten (Vgl. 'buite-') |
buiten vir | behalve, buiten Dit is eigenlijk een anglicisme (except for), en het wordt als volgt gebruikt: "Buite vir my, is daar niemand wat omgee vir 'n eerlike debat nie." = Buiten mij is er niemand die iets om een eerlijk debat geeft. |
buitepasiënt - zn | poliklinische patiënt |
bul - zn | stier 'Stier' wordt in het Afrikaans gebruikt om er het gelijknamige sterrenbeeld mee aan te duiden) |
bulk | loeien |
byderhand | bij de hand, dichtbij ("In hierdie baie onveilige stad hou ek my pistool byderhand.") |
byderwets | modern, eigentijds |
by die huis | bijw. thuis |
bykomstighede - zn | accessoires |
byt - zn | beet ("Byte van insekte kan gevaarlik wees" = Insectenbeten kunnen gevaarlijk zijn) |
D | |
daai | (gemeenz.) die, dat ("Daai ou is darem 'n lelike ding!" = "Die gozer is toch lelijk!") Vgl. 'daardie' en 'dié' |
daardie (aanw.vnw) | die, dat (vgl. 'daai', dié' en 'hierdie') |
daar's hy, dankie | alstublieft (bij het aangeven van iets) |
dadelbrood - zn | dadelkoek |
dadelik | meteen, gelijk Opm.: In het Nederlands betekent dadelijk tegenwoordig 'straks'. Gebruik voor het Nederlandse 'dadelijk' het woord 'netnou', ''n bietjie later', en om het nog gezwinder te maken 'nou-nou'. |
dagboekie - zn | agenda |
dagbreek - zn | dageraad |
dagga - zn | hasj, wiet Opm.: De in Zuid-Afrika groeiende lipbloemige Wildedagga (Leonotis Leonurus, ook duiwelstabak genoemd) is niet verwant aan de ons beruchte wietplanten van het geslacht Cannabis. Met zijn mooie, oranje, buisvormige, viltige lipbloemen is Leonotis leonurus een heester die eerder aan een enorme dovenetel of salie doet denken. Hij wordt gebruikt als traditioneel medicijn tegen koorts, hoofdpijn, hoesten en dysenterie. Ook de eenjarige planten Leonotis ocymifolia en L. nepetifolia hebben een bedwelmende en geneeskrachtige werking, bijvoorbeeld bij diabetes type II. Vgl. 'boom', 'zol' en 'skyf' |
dagha - zn | specie, aangemaakte cement |
dagsê | goedendag |
dagsorgsentrum - zn | crèche |
dalk | misschien Opm.: 'dalk' en 'miskien' kunnen naast elkaar gebruikt worden, al wordt 'miskien' in fomelere stukken gevonden, en 'dalk' minder. 'Dalk' komt voort uit het Nederlandse woord 'dadelijk' (vgl. 'dadelik') |
dam - zn | stuwmeer, meer |
damwal - zn | dam |
dan en wan, af en toe | af en toe (Zie verder bij 'elke dan en wan') |
dankie | dank U, dank je wel |
darem | toch, wel ("Dit het die hele week gereen, maar ons het darem ´n lekker vakansie gehad!" / "Jy was besig! Het jy toe darem jou werk klaargemaak?" / "Ja, die probleem is nou opgelos, maar darem... Ek is nog steeds ontsteld daaroor...") |
deftig | netjes ("Julle Hollanders praat altyd so deftig!" / "Vanaand is ons almal deftig geklee in 'n donker pak met 'n wit hemp en 'n wit das") |
deken - zn | sprei (Vgl. 'kombers' en 'duvet'). |
delg | aflossen (van schuld of zonde) ("Hoe kan ek my skuld delg as ek werkloos is?") Vgl. 'skuld' en 'opdok'. |
derduisende - telw | vele duizenden |
derduiwel - zn | plaaggeest, duivel |
derms - zn | darmen |
denim - zn | spijkerbroek |
deur | deur zn; door voorz. |
deurmekaar | door elkaar, in de war, verward, ver heen (bijv. van drank) ("Ek raak heeltemal deurmekaar as jy aanhou Afrikaans met Hollands meng" = "Ik raak helemaal in de war als jij het Afrikaans met het Nederlands blijft mengen"). |
deurmekaarspul - zn | chaos |
deurentyd(s) | steeds |
die | de, het ("Die meisiekind, die ou, die vrou, die voël, die land" = "het kleine meisje, de jongen, de vrouw, de vogel, het land"). Vgl. 'dié' |
dié | die, dat (als verwijzing naar iets dat je eerder genoemd hebt) ("In Suid-Afrika koop selfs die ouderlinge op Sondag die koerant. Dié dag is by Nederlandse christene egter by uitstek die dag van rus en geloof.") |
dié: dit is ~ dat... | daarom ("Vandag sal dit mooiweer en warm wees. Dit is dié dat ek 'n sambreel saamgebring het." = Vandaag zal het zonnig en warm zijn. Daarom heb ik een parasol meegebracht.") |
Die Baai - zn (gemeenz.) | Port Elizabeth |
Die Kaap - zn (gemeenz.) | Kaap de Goede Hoop |
Die Paarl (spr. 'die pêrel') - zn | Paarl (dorp in de Westkaap, vernoemd naar de ronde, glinsterende heuvel op het gemeentelijke grondgebied) |
dier - zn | dier, beest FONT SIZE="-1">Vgl. 'bees' |
dik | dik (v. muren, enz); vol (na gegeten te hebben) ("Wil jy nog aartappels?" "-Nee, ek is dik, dankie") |
dikwels | vaak, dikwijls |
dinee - zn | diner (vgl. ete) |
ding - zn | ding; stokpaardje, favoriete bezigheid; rage, hype, etc. De betekenissen favoriete bezigheid, stokpaardje en rage zijn van Engelse herkomst en kunnen niet altijd zo vertaald worden. Bijvoorbeeld: "Vroeër was daar 'n boikot teen Suid-Afrika, maar nou is ons land dié ding in toerisme." Of nog anglicistischer: "Deesdae is Afrikaanse sokkiejolliedjies die in ding by kroeë." Een andere betekenis is beter vrijer te vertalen: "Sonder Engelse woorde kan Afrikaans maar nie sy ding doen nie." = " Zonder Engelse woorden kan het Afrikaans niet (helemaal) functioneren." |
dinkskrum - zn | denktank |
disnis | duizelig, erg ver heen, 'lam', 'gek', etc. ("ek skrik/lag my disnis!" = ik schrik/lach me rot! "Ek hardloop my disnis" = ik ren tot ik een ons weeg. / "Ek eet my disnis" = ik eet me lam/gek/ etc, etc.) Vgl. 'boeglam', 'deurmekaar' |
doedoes - ww. gaan ~ | slapen gaan slapen |
doek(ie) - zn | doek; luier |
dog / gedog | dacht / gedacht / vermoeden gehad hebben |
dogter - zn | (jong) meisje, dochter |
dolosgooi | waarheidszegging door op de grond gegooide botjes te bekijken |
dom-astrant, domastrant | eigenwijs en brutaal |
domkrag - zn | krik |
donderstorm - zn | onweer |
donga - zn | droge beekbedding, diepe sloot, diepe gleuven en gaten in grond door erosie of heftige regenval (soms worden zulke gleven en gaten in de grond 'geute' genoemd) |
donkie - zn | ezel |
donkiewerk - zn | sleurwerk |
donner - zn | zn. donder, deugniet, snuiter, (geen) zier; ww slaan, rammen, vallen ('donderen'); tussenw verdomd, verdomme ("Ek gee geen donner om nie" = Het kan me geen donder/zier schelen / "Hoor die donner in die lug." = Hoor de donder in de lucht / "Waar is die donner nou?" = Waar is die snuiter nou? |
dood - dooie | dood - dode |
doodmaak | doden, vermoorden |
doodtrek | doorstrepen |
door - zn | dooier Opm.: Men zal eerder 'geel van 'n eier' zeggen (vgl. 'deur') |
doos - zn | doos; vrouwelijk geslachtsorgaan (plat); sukkel, halve gare, enz. (kwets.) ("Jou doos!" = Jij Sukkel!) |
dop - zn | neut, borrel; dop (vgl. 'regmakertjie', 'sopie', 'neut' en 'voggies' |
dophou | in de gaten houden |
Dopper - zn | lidmaat van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk |
doring - zn | doorn; 'geweldenaartje' ("Jou doring!" = Je bent een engel! / Wat een geweldenaar! / Goed van jou!) |
doringboom - zn | 'doornboom' (meestal bomen van het geslacht Acacia e.d.) |
doringdraad - zn | prikkeldraad |
dorp - zn | dorp, gemeente, woonplaats Opm.: Bij het invullen van formulieren wordt niet altijd naar woonplek gevraagd, maar naar dorp. Dit betekent in dit geval hetzelfde. |
douvoordag | voor dag en dauw Vgl. 'kniediepvoordag' |
draad trek (plat) | zich aftrekken |
draadsitter - zn | iemand die geen kant kiest |
draai - zn | zn.bocht, draai; ww.draaien |
draai loop | toilet bezoeken ("Moenie in die bos draai loop nie." = Niet je behoefte in het bos doen) |
draai maak | bezoeken ("Kom maak gerus 'n draai as jy in Suid-Afrika is.") |
draf | hardlopen; joggen |
drif - zn | doorwaadbare plaats in de rivier |
drip - zn | infuus |
droesel - zn | droesem |
droë vrugte - zn | gedroogde vruchten |
dronk | dronken; (zn.) dronk |
dronkgat (plat) | dronken, bezopen |
dronkslaan | verbijsteren |
droogmaak | verbrouwen |
droogskoonmaker - zn | stomerij |
druip | druppelen; zakken (voor examen) |
druiwe - zn (mv.) | druiven |
druiwekorrel - zn (enkv.) | druif |
druk - zn | ww stevige omarming geven (Eng. 'to hug') |
druk, drukkie - zn | korte omarming ter hartelijke begroeting Opm.: In Zuid-Afrika omarmt men elkaar aldus vaker dan in de Nederlanden; bij een weerzien of een afscheid voor langere tijd omarmen mannen vrouwen en vice versa (bekenden, vrienden, verre familie) elkaar, ook als er geen heftige emoties bij komen kijken. |
drukspyker - zn | punaise (Vgl. 'duimspyker') |
drumpel - zn | drempel, dorpel |
dryf | besturen (auto, paardenwagen); drijven; (be-)drijven ("'n Besigheid dryf" = Een zaak drijven) |
duet - zn | twee huizen onder een kap |
duiker - zn | duiker: zeer kleine antilope (van het geslacht Cephalophus) |
duikweg - zn | tunnel, viaduct |
duimgooi/duimry | liften |
duimspyker - zn | punaise |
Duitse masels - zn | rode hond |
duskant | deze kant, deze zijde; aan deze kant, aan deze zijde ("Duskant het ons nie sulke probleme nie" = Aan deze kant (van de oceaan) hebben we niet zulke problemen / "Duskant die rivier." = Aan deze kant van de rivier.) (vgl. 'anderkant', 'oorkant') |
duvet - zn | dekbed |
duwweltjie, dubbeltjie - zn | doorgaans twee plantensoorten (Emex australis en Tribulus terrestris) die in het gras groeien en stekelige, harde vruchten hebben die, wanneer erop getrapt, in voeten en poten blijven zitten (zeer pijnlijk) |
dwelmmiddels - zn | drugs |
dwelms - zn | drugs |
E | |
ê; eg | eg - zn (mv. êe) |
êe, eg | eggen - ww |
eeld - zn (vaak in de anglicistische meervoudsvorm eelde uitgedrukt) | eelt |
eetplek - zn | restaurant |
eetsalon - zn | restauratie (trein) |
effens, effentjies | een beetje, net, lichtelijk ("Hierdie boek is effens beskadig" / "Die Rand kan teen die einde van die jaar effens styg" / "Ons peusel effens, en dan gaan ons waai" = We eten eventjes (een beetje) en dan gaan we ervandoor.) |
eiendomsagent - zn | makelaar in onroerend goed |
eier - zn (mv. eiers) | ei (mv. eieren) |
eina! | tussenw. au! |
eindpuntgebou - zn | terminal |
eksie-perfeksie | fantastisch, geweldig |
ekskuus (tog) / 'skuus (tog) / askuus (tog) | sorry, pardon |
eland - zn | grote antilope (Taurotragus oryx) |
elke dan en wan | zo af en toe Opm.: Toevoeging van het woord 'elke' bij dit soort woordgroepen wordt als anglicistische invloed beschouwd ('every now and then'). Men kan ook volstaan met dan en wan en af en toe. |
enigeen | een ieder; wie dan ook ("Moenie dat/lat enigeen vir jou ore aansit nie!" = Laat je niet door wie dan ook overtroeven!) |
enjin - zn | motor (spr 'enjin' als [℮nj∂n]) |
enkelloper, alleenloper - zn | vrijgezel, alleenstaande |
enkellopend, alleenlopend - bn | vrijgezel, alleenstaand |
enkelouer - zn | alleenstaande ouder |
era - zn | tijdperk (Vgl. 'tydperk' voor verdere uitleg) |
erd-, erde- | aard-, aarde- ('erdewerk', 'erdvark') |
erdvark - zn | aardvarken Opm.: geen varken of zwijn, maar een Afrikaans dier dat holen graaft en 's nachts tevoorschijn komt en op termietenjacht gaat. Doet aan miereneter denken, heeft lange snuit met heel kleine bek aan uiteinde; heeft holle tanden en een lange, beweeglijke tong waarmee hij in termietenheuvels peurt. Net als de mol brengt hij met zijn gegraaf schade toe aan het boerenland, tot ergernis van de boeren. Het is onbekend aan welke zoogdiersoorten het aardvarken verwant is: Orycteropus afer) |
erdwolf - zn | aardwolf (soort bruine, grote hyena: Proteles cristatus) |
erdwurm - zn | regenworm, aardworm |
êrens | ergens Vgl. 'iewers' |
ete - zn | diner, etentje, maaltijd Dus niet ´voedsel´, zoals in het Nederlands de betekenis van ´eten´ ook kan zijn. Vgl. 'aandete', 'dinee', 'wegneemete'en ´kos´ |
ertjie - zn | erwt |
ewe bijw. | even "Hierdie krimpvark en mol is ewe groot" = Deze egel en mol zijn even groot / "Almal is nie ewe mooi nie, maar wat maak dit saak?" = Niet iedereen is even mooi, maar wat maakt het uit? Opm.: Vaak zegt men ewe skielik als men praat over een plotselinge gebeurtenis: "Die Engelse sê dit reën nooit nie en dan sous dit ewe skielik" = De Engelsen zeggen dat het nooit regent, en dan stortregent het plotseling. |
F | |
fees - zn | festival (Vgl. 'partytjie') |
fiemies - zn | kuren, lastig gedrag ("Hy is vol fiemies") (vgl. 'skeet') |
fietsry - zn | ww. fietsen |
fisant - zn | fazant |
flenters - zn | flarden, flenters ("aan flenters" = aan flarden, aan flenters) |
flerrie - zn | zn. losbol, een liefje, een flirt (gezegd van een meisje); ww. flirten |
fles - zn | flacon, thermosfles (vgl. 'bottel') |
fliek - zn | bioscoopfilm ("Gaan fliek" = Naar de bioscoop gaan) |
flieksaal - zn | bioscoopzaal |
flikkerlig - zn | richtingaanwijzer |
flits - zn | zn. zaklantaarn; ww. flitsen |
flou | futloos, flauw (flou val, 'n flou-ogige man). Vgl. 'laf'. |
flous | voor de gek houden, plagen |
foefie - zn | trucje, truc, stunt "Mense dink dis 'n bemarkingsfoefie" = "Mensen denken dat het een marketingstunt is." |
foeter | slaan (vgl. 'befoeterd') |
fok (plat) | geslachtsgemeenschap hebben (Vgl. 'neuk' en 'naai'). |
fôkol (plat) | niks, geen zier, noppes, 'geen fuck' ("Ons het fôkol geld." / "Ek voel fôkol.") |
fondament - zn | achterwerk |
fooi - zn | honorarium, wettelijk verschuldigde gelden |
fooitjie - zn | fooi, 'drinkgeld' |
fotostaat - zn | fotokopie |
fotostateer - ww | fotokopiëren |
fraiing - zn | franje; pony (haar) |
frats - zn | speling der natuur, speling van het lot, bizarre afwijking, vreemde snuiter |
frats- | woorddeel: bizar, totaal verrassend (en vaak noodlottig) als een speling der natuur; als een speling van het lot Opm.:Dit is moeilijk te vertalen in het Nederlands omdat er in het Nederlands gekozen wordt voor een bijvoegelijk naamwoord of een beschrijving, en niet voor het zelfstandig naamwoord, zoals frats-. Zie de volgende Afrikaanse woorden, ter illustratie: fratsongeluk (noodlottig, bizar ongeluk); fratsgolf (noodlottige, onverwachtse vloedgolf); fratstaal (een taal die toevallig, bij wijze van ongeluk is ontstaan); fratsdonderstorm (een hevige onweersbui die mensen verrast en overrompeld heeft) |
frikkadel - zn | bal gehakt |
fris | stevig (van lichaamsbouw), potig; levendig; fris |
frokkie - zn | mouwloos hemd (dat men onder kleren draagt). (Vgl. verder 'T-hemp' en 'hemp'.) |
fudge - zn | soort brokkelende snoep in blokjes gesneden, die aan toffee of caramel doet denken |
funksie - zn | functie; receptie, feestje, plechtigheid |
G | |
gaaf | plezierig, vriendelijk ("Sal jy dalk so gaaf wees om vir my hierdie gunsie te doen?" = Zou je misschien zo vriendelijk willen zijn om mij deze gunst te doen?) |
(gaan) bad | zn. bad; ww. (gaan ~ ) een bad nemen (Vgl. baai) |
galeiproef - zn | drukproef van een onopgemaakte pagina |
garing - zn | garen "Kom ek wys jou hoe om garing deur 'n naald te kry." |
gars - zn | gerst |
gastekamer - zn | logeerkamer |
gat - zn (plat) | achterwerk Opm.: 'gat' wordt overal gebruikt als krachtterm. |
gatkruiper - zn (plat) | slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen |
gatlekker - zn (plat) | slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen |
gedaan | kapot, erg moe; op; gedaan; afgelopen ("Ek is gedaan vir hierdie werk!" = Ik ben te moe voor (heb het gehad met) dit werk! / "Knap gedaan!" / "Goed gedaan!" / "Gedane sake het geen keer nie." / "Dit is makliker gesê as gedaan." / "So gesê, so gedaan." / "Bange vrae het in sy gemoed opgekom: is dit nou gedaan met die HERE se verbondsliefde en genade?" Psalm 77:8) Opm.: 'gedaan' is een sterke, verbogen vorm van het werkwoord doen. Normaliter zegt men 'gedoen', maar in dergelijke vaste uitdrukkingen komt de oude, Nederlandse vorm 'gedaan' terug. |
gedoente - zn | gedoe, drukte, lawaai, bezigheid; iets verbazingwekkends, opzichtigs; spullen, dingen Vgl.'goed', 'goeters' |
gedurig | steeds |
(geel)wortel - zn | koenjit, curcuma (Vgl. 'borrie') |
geil | welig, vruchtbaar |
geitjie - zn | gekko (verscheidene hagedissoorten met zuignappen aan tenen) |
gekonfyt | goed op de hoogte van ... |
gek skeer; die gek skeer met | de draak steken met |
gemaklik | gerieflijk, naar je zin "Is jy gemaklik?" = "Zit je goed?" Opm.: Dit woord betekent iets wezenlijk anders dan maklik, wat '(ge-)makkelijk' , 'niet moeilijk' betekent. Vgl. maklik en gerief |
gemeenskap hê | gemeenschappelijk godsdienst hebben |
gemeente - zn | gemeente (alleen van kerk) |
gemmerbier - zn | ginger ale; gemberbier |
gemors - zn | narigheid, zooitje; onzin; verspilling ('n gemors van tyd = tijdsverspilling) Vgl. 'mors' |
genadedood - zn | euthanasie |
geneul - zn | gezeur |
geniepsig | geniepig pijn doend; geniepig ("Ek het my voete geniepsig in die Kalahari-son gebrand." / "Jou skoonma is 'n geniepsige vrou sonder humor.") |
genugtig! | uitroep van verbazing, beïndrukt zijn |
gerief - zn | gemak, comfort, voorziening "In die gerief van" = "Met het comfort van": "Ek sit altyd en drink whiskey en rook 'n sigaar in die gerief van my groot armstoel." Of: "Ons hotel is uitgerus met lugreëling en internetgeriewe" = "In ons hotel bevinden zich airconditioning en internetgemakken/internetvoorzieningen" Vgl. gemak, gemaklik en maklik |
gerook | stoned |
geselligheid - zn | gezelligheid; feestje |
gesels | converseren, babbelen, praten; ernstig praten Opm.: De betekenis 'ernstig praten' moet eufemistisch worden opgevat: "Ons moet gesels" = "Wij moeten eens ernstig praten" |
geselsie - zn | praatje, babbel |
geselstaal - zn | gewone, alledaagse spreektaal |
gesiggies - zn | viooltjes (bloemen, Viola spp.) |
gesiggestrem | visueel gehandicapt, slechtziend |
geskinner - zn | geroddel |
gesog - gesogte | gezocht, gewild, populair, veelgevraagd |
gestremd | gehandicapt |
gesuip (plat) | bezopen, lazerus |
geur - zn | smaak (toegevoegd aan consumptiewaren) Opm.: Het Nl. woord 'geur' moet vertaald worden met Afr. 'reuk' of 'ruik' |
geut - zn | goot |
gewild | populair |
gewoond raak aan | wennen aan |
ghoef - ww. (gemeenz.) | zwemmen |
gholf - zn. (sport) | golf |
ghries - zn. (ouderw.) | smeermiddel (oliehoudende stof voor technische doeleinden < Eng. grease) |
ghwar - zn. (ouderw.) | onbeschofte persoon, ongelikte beer, grove vent, ongemanierde persoon, enz. |
gier - zn | rage, hype "Die nuutste gier is om tradisionele kos en kontreikos voor te berei" = "De nieuwste rage is het bereiden van traditioneel eten of regionaal eten." Vgl. 'aasvoël' |
glad (nie) | helemaal (niet) |
glips - zn | ongelukje |
glo | geloven |
glo (adj.) | naar het schijnt |
goed(jies) - zn | bezit, goed; dingetjes, voorwerpjes |
goed - goete - zn | dingen, spullen; 'enzo' ("Daar was kinders, hondjies, blomme en goete..." / "Jy bring vir my blomme en jy is baie lief vir my en goete, maar ek voel niks vir jou nie.") Vgl.'gedoente', 'goeters' |
goeters - zn (mw. van 'goed') | spullen, bezit Vgl.'gedoente', 'goed' |
goël | goochelen |
goëlaar - zn | goochelaar |
goëlary - zn | goochelarij |
gogga - zn | insect; ongedierte; computervirus, verborgen microfoontje in muur als afluisterapparatuur |
goggas - zn(mv. van voornoemde) | beesten, beestjes (als insecten, enz.), ongedierte |
goiing - zn | jute |
gomtor - zn | onbeschaafd persoon |
gordel - zn | ceintuur Opm.: Vaak zegt men ook 'belt' |
gou | gauw ("Maak gou! Maak net gou!" = Vlug! Haast je!) |
graad - znzn. | wetenschappelijke titel; graad |
graad vang ww. | afstuderen, promoveren (zodat je een (nieuwe) wetenschappelijke titel hebt verworven) |
graaf - zn | schep Opm.: 'skop' bestaat ook, maar is een in onbruik geraakt schepachtig stuk gereedschap met een groter blad dat niet gebruikt werd om te graven, maar om, bijvoorbeeld, graan op te gooien waarmee je het kaf van het koren kon scheiden |
gramadoelas - zn | wildernis, zeer ver weg van de bewoonde wereld |
grap - zn | mop, grap ("Ek geniet 'n grap, maar hierdie een is darem flou." = Ik houd van een mop, maar deze is echt flauw) |
grassny | gras maaien |
grassnyer - zn | grasmachine |
gril - ww | rillen, walgen "Ek gril van rou vis" = Ek walg van rauwe vis |
grimering - zn | make-up |
groenbone - zn | sperziebonen |
groendakkies - zn (scherts.) | gekkenhuis, gesticht |
groei | (onovergankelijk) groeien; (overgankelijk) telen, verbouwen, kweken (Vgl. 'teel' en 'fok') |
groet | groeten, gedag zeggen; afscheid nemen Opm.:Let op de betekenis 'afscheid nemen', wat in het Nederlands niet voorkomt. Als een Zuid-Afrikaan zegt "Ek groet nou vir eers", dan bedoelt hij dat hij weggaat, en niet dat hij alsnog gedag zegt."Dit is nou tyd om te groet" = "Het wordt tijd om afscheid te nemen". Maar ook zoals in het Nederlands: "Groet vir die mense" = "Zeg maar 'hallo' tegen de mensen" |
grondboontjie - zn | pinda |
grondboontjiebotter - zn | pindakaas |
grondpad - zn | niet geasfalteerde weg |
grondvloer - zn | parterre, begane grond |
gru - ww | gruwen |
grusaam bijv.nw. | gruwelijk |
gunsteling - zn | favoriet (zowel zn als bn; voorv.: lievelings-) ("Jy is my gunsteling" = Jij bent mijn favoriet / "Dit is my gunsteling webblad / gunstelingwebblad" = Dit is mijn favoriete website / Dit is mijn lievelingswebsite) Opm.: Eigenlijk heeft dit woord syntactisch en semantisch helemaal de functie van het Engelse woord 'favourite' (dat zowel een zelfst. nw. als bijv. nw. kan zijn)aangenomen, met uitzondering van het feit dat 'gunsteling-' soms ook aaneengeschreven wordt met het zelfst. nw. (hier 'webblad'), waardoor het bijv. nw. 'gunsteling' een zelfst. nw. wordt. Een staaltje van anglicistische morfologische verwarring, dus: 'gunsteling webblad' = bijv. nw. + zelfst. nw. // 'gunstelingwebblad' = zelfst. nw. + zelfst. nw.) Zie ook bij 'hoof' en 'hoof-' |
H | |
haakdoring - zn | mimosasoort met haakvormige doornen (Acacia litakunensis) |
haakplek - zn | moeilijkheid, probleem |
haakspeld - zn | veiligheidsspeld |
haarloos | kaal (vgl. 'bles' en 'kaal') |
haarsny | (ww.) knippen, kappen; (zn.) haarsnit; knipbeurt ("Een haarsny kos sewentig Rand" = Een keertje knippen kost zeventig Rand) |
hakiesdraad - zn | prikkeldraad |
halfmens - zn | grote, dikstammige, cactusvormige doornenboom met krans van kronkelige blaren bovenaan de stammen. Deze boom groeit in het Namakwaland / Boesmanland: Pachypodium namaquanum (familie Apocynaceae) |
halfpad | halverwege |
handsak | handtas |
handuit: ~ ruk | uit de hand lopen ("Die situasie het heeltemal handuit geruk.") |
hanetree(tjie) - zn | kleine afstand; 'kippenendje' |
hanteer - ww | omgaan met, behandelen, met de handen beroeren, (aan-)pakken, hanteren; besturen, beheren "Sulke probleme sal ons intern hanteer" = "Wij zullen zulke problemen intern afhandelen" "Kom ek vertel jou hoe om 'n depressie te hanteer" = "Laat me je zeggen hoe je kunt omgaan met een depressie" "Jy hanteer kritiek nogal sleg" = "Jij gaat nogal slecht om met kritiek" "Dit is hoe jy volstruise hanteer" = "Zo pak je struisvogels (aan)" "Moenie die ou boeke sonder handskoentjies hanteer nie" = "Je moet niet de oude boeken zonder handschoentjes aanpakken/aanraken" "Hy weet hoe om sy gereedskap goed te hanteer" = "Hij weet hoe hij het gereedschap goed kan hanteren" "Die direkteur het die vergadering met geduld hanteer" = "De directeur heeft de vergadering met geduld bestuurd/beheerd." |
hang - zn | helling (v. berg) |
hardewarewinkel - zn | ijzerhandel |
hare sny | haar knippen |
harsings - zn | hersens (meestal dierenhersenen - al of niet als consumptie) |
hartebees - zn | hartebeest (soort grote antilope, verwant aan gnoe) Opm.: hart- is een Nederlandse gewestelijke vorm van hert. De Boeren vergeleken het dier dus met een hert. Naast dit woord heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord voortbestaan, en is het vervangen door het woord takbok (zie aldaar), wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen. |
hartbeeshuisie - zn | eenvoudig pioniershuisje Opm.: Let op het ontbreken van de koppel-e: hartebees vs. hartbees- |
hartlam - zn | lieveling |
hartomleiding - zn | bypass |
hartversaking - zn | het ophouden van het functioneren van het hart |
hasielip - zn | hazenlip |
heeltemal | helemaal |
hegsteke - zn | hechtingen |
hekel (spreek uit als 'hiekel') | haken |
hekelpatroon - zn | haakpatroon |
hekelpen | haaknaald |
hekkies936 | hordenloop |
hemp - zn | shirt, hemd, overhemd |
herd - zn | open haard, open vuur (vgl. 'kaggel') |
heuning - zn | honing |
heuwel - zn | heuvel Vgl. 'koppie' |
hiëna - zn | hyena |
hierdie | deze, dit (vgl. verder 'daardie') |
hierlangs | in de omgeving |
hings - zn | hengst |
hingsel - zn | hengsel |
hittetè | bijna, op een haar na |
hoed - zn | hoed, pet |
hoefyster - zn | hoefijzer |
hoek - zn | plek waar twee bergen samenkomen en een hoekvormige overgang vormen |
hoekom | waarom |
hoender - zn (mv hoenders) | kip Opm.: Het woord 'kip' is in het Afrikaans onbekend. Wel zegt men 'kiep-kiep' als men kippen roept. Dit doet men ook in Nederland, maar daar heeft de roepnaam tevens het oorspronkelijke zelfstandige naamwoord 'hoen' verdrongen. Denk aan de Nl. uitdrukking 'Een knuppel in het hoenderhok gooien' (waarmee een kippenhok bedoeld wordt), om herinnerd te worden aan het oorspronkelijke Nederlandse woord voor 'kip'. |
hoendervleis - zn | kippenvlees/-vel "Ek het hoendervleis gekry toe ek ons pragtige volkslied in Nederland hoor sing het" = Ik kreeg kippenvel toen ik ons prachtige volkslied in Nederland hoorde zingen) |
hoërskool - zn | middelbare school |
hoëtroustel - zn | hifi-installatie |
hof - zn | rechtbank |
hofsaak - zn | rechtzaak |
hokaai! (plat; tegen dieren) | ho maar! stop! hu! Vgl. 'troei', 'tru' |
hokslaan | geweld beteugelen, onderdrukken |
hoof - zn | chef, hoofd; (bijv. gebruikt, zoals in 'die hoofgebou' of 'hoof-bladsy') voornaamste, hoofd- Opm.: Net als bij het woord 'gunsteling' en 'gunsteling-' is het soms onduidelijk of 'hoof' als bijv. nw. of als zelfst. nw. gebruikt wordt omdat men het vaak niet aaneenschrijft met het zelfstandige naamwoord dat erop volgt. Ook deze verwarring heeft een anglicistische oorsprong (denk maar aan 'hoofbladsy' en 'hoof-bladsy' of 'hoof bladsy' waarbij de laatste versie een geleende morfologie uit het Engels is: 'main page' is een bijv. nw. + zelfst. nw.). Vgl. 'kop' |
hoofbrekings - zn | hoofdbrekens |
horing - zn | hoorn, gewei; mann. lid in erectie (plat) Vgl. 'doring' |
hotnot - zn (racistisch) | kleurling Opm.: Dit woord werd oorspronkelijk gebruikt om er de inheemse Hottentotten mee aan te duiden, maar wordt nu gebruikt als schertsende term voor de Kleurlingennatie, die voortgekomen is uit vroege blanke en inheemse huwelijken en relaties ("Met sy kroeshare lyk jou man darem soos 'n hotnotjie" = Met zijn kroeshaar lijkt jouw man wel een kleurling) |
hotnotsgot - zn | bidsprinkhaan Opm.: Dit opmerkelijke insect werd zo genoemd omdat in de vroege dagen van de Kaapse kolonisatie de inheemse Hottentotten dit dier als godheid vereerden (vervorming van hottentot + god) |
hou van | mooi vinden; leuk vinden, houden van Opm.: Het werkwoord 'houden van' om iemand de liefde te verklaren kan in het Afrikaans niet met 'Ek hou van jou' uitgedrukt worden. Daar zegt men 'Ek is lief vir jou'. Zie verder bij lief wees vir. |
huid - zn | gevilde dierenhuid Opm.: Het Nederlandse woord huid wordt in het Afrikaans doorgaans vertaald met 'vel'. Dit verschil met Nederlands komt overeen met de betekenis van de Engelse woorden hide (= Afr. 'huid') en skin (= Afr. 'vel'). Ter illustratie: kopvel en velkleur worden vertaald met 'hoofdhuid' en 'huidskleur'. Vgl. 'vel' en 'kopvel' |
huisie (knoffelhuisie) - zn | teentje knoflook |
hulle, hul | zij, hun, hen (pers.vnw, 3e pers. mv.); hun (bez.vnw.) |
hupstootjie - zn | een duwtje in de goede richting (ook fig.) |
huurmotor - zn | taxi Opm.: soms zegt men in het Afrikaans ook 'taxi' (spr. teksie), maar dit betekent vooral ook 'minibus waarin zwarte pendelaars vervoerd worden'. Deze teksies zijn berucht omdat ze vaak overvol zijn en als ongeleide projectielen de verkeersregels overtreden. |
huwelikslisentie - zn | trouwboekje |
hysbak - zn | lift |
hysbak ry | in de lift zitten |
I | |
ietermagog/-magô - zn | schubdier |
iewers | ergens Opm.: 'êrens' is gebruikelijker en drukt een minder onbereikbare plek of idee aan Zie ook: 'êrens' |
impak - zn | invloed |
implementeer | uitvoeren; ten uitvoering brengen |
indaba - zn | beraad; probleem ("Ek het geen motor om my kind in te vervoer nie." -"Dit is jou indaba." = Ik heb geen auto waar ik mijn kind in kan vervoeren. - Dat is jouw probleem.) |
inflammasie - zn | (long-)ontsteking |
ingee | ingeven; kapot gaan; zwichten |
inhandig | indienen |
inkopies - zn | boodschappen |
inkopies doen | winkelen, boodschappen doen |
inryteater - zn | openluchtbioscoop (vgl. veldfliek) |
inspuiting - zn | injectie |
inteken - ww. | zich registreren (als lid, begunstiger, rekeninghouder, internetforumlid, enz.) |
inteken op - ww. | zich abonneren op |
intou | inslepen (van auto) |
invoer; uitvoer | importeren; exporteren |
ipekonders - zn | (ingebeelde) kwaaltjes |
J | |
ja, jaag | zich haasten |
jaap, japie - zn (scherts.) | Afrikaner |
jaer - zn | coureur, renner |
jag | jagen |
jags (plat) | geil Vgl.: 'katools' |
jagter - zn | jager |
jakkals - zn | jakhals |
jammer: ek is ~ | het spijt mij |
jammer | sorry, jammer |
jammer kry | medelijden hebben met iemand |
ja-nee | tussenwerping nou ja, eh... nou..., ach...; zeker; stopwoord of woord dat een zin aankondigt "Wil enigiemand 'n bietjie wyn hê?" -"Ja-nee, dit sal lekker wees!" |
ja-nee wat! | een verzuchting: "ach ja..." |
janfiskaal (ook: fiskaallaksman) - zn | klauwiersoort (Larius collaris) (vgl. 'laksman') |
japtrap: in 'n ~ - zn | in een ommezientje, in een handomdraai |
Japannees - zn | (zelfst. nw.) Japanner; Japannese = Japanners; (bijv. nw.) Japans. ("Ek hou baie van Japannese kos"). |
jirre! | uitroep van verbazing, verrassing: 'jeetje'. (< Here) Opm.: Hoewel 'jirre' zowel qua betekenis als qua vorm een ander woord dan 'Here' is, nemen veel Afrikaners aanstoot aan dit 'ydellike gebruik van die naam van God'. Maar een taal verandert, en woorden kunnen zich zodanig ontwikkelen dat ze een bijbetekenis krijgen, wat uiteindelijk leidt tot een ander woord met een andere semantiek en morfologie, naast het oorspronkelijke woord. (vgl. 'jitte' en 'jinne') |
jitte! / jinne! | uitroep van verbazing, soort stopwoord (< hede) |
jô! | uitroep van verbazing |
Jo'burg | Johannesburg |
Joetênnedzjie (gemeenz., scherts.; nep-Engels) | Uitenhage |
joggie - zn | bediende (doorgaans zwart; pompjoggie = tankstationbediende) |
jol - zn(spreek uit als dzjol) | feesten, uitgaan, 'de buurt onveilig maken', enz. (Vgl. 'rinkink') |
jong - zn | gekleurde jongeman; verzuchtende aanspreekvorm voor vrienden, kennissen "Het jy nou ook vakansie?" -"Nee, ek is maar besig, jong." (Zie ook hieronder) |
jong - tussenw | nou, kijk eens, enz. "Is daar nog kamers beskikbaar vir ons twee?" - "Jong, ons is volgeboek, maar die hotel langsaan het nog kamers beskikbaar." |
jool - zn | studentenfeest |
jop - zn (mv. joppe) | baantje (mv. baantjes) |
K | |
kaal | naakt (vgl. 'kaal', 'bles', 'bleskop' en 'haarloos') |
kaalbas | met bloot bovenlijf |
kaalgat gemeenz. | spiernaakt, poedelnaakt "By die Go-Go Lounge dans die meisies kaalgat op die tafels" |
kaalvoet | met blote voeten |
kaalvoet klonkie - zn | schertsende benaming voor iemand die op blote voeten rondloopt |
kaaskop / kasie - zn (scherts.) | Nederlander |
kabeljou - zn | zeevis (niet de Europese kabeljauw) (Argyrosomus coronus, A. inodorus en A. japonicus) Deze vissen zijn niet verwant aan de kabeljauw, maar eerder aan de baarzen en makrelen, tonijnen, barracuda's en cichlides (familie Perciformes; de baarsachtigen) |
kaf - zn | onzin (Vgl. 'bog') |
kaggel - zn | open haard (vgl. 'herd') |
kaiings - zn | kaantjes; kiezelstenen in een 'kaiingsveld' |
kajuit - zn | kajuit; cabine (van auto's, ruimtevaartschepen, enz.) Net als bij woorden als 'kooi' en 'kombuis' laat dit woord zien dat de oorsprong van het Afrikaans in de taal van de zeventiende-eeuwse zeevaarders ligt (vgl. 'lugwaardin') |
kajuitbeambte - zn | steward(-ess) (vgl. 'lugwaardin') |
kalklig - zn | flitslicht, voetlicht |
kameelperd - zn | giraffe |
kameelpootboom - zn | vlinderbloemige met tweelobbige, hart- / kameelhoefvormige blaren (fabaceae) |
kamma, kamtig, kamma-kamma, kammakastig (bijv.nw. en bijw.) | zogenaamd (alsof) Vgl. 'kwansuis'. |
kameelperd - zn | giraffe |
kamp (gaan kamp) | kamperen` |
kankerbossie - zn | vlinderloemig struikje (bossie) met rode bloemen (Sutherlandia frutescens) |
kanniedood - zn | patrijsveeraloë (de zeer sterke Aloe variegata) |
kanselleer | schrappen, annuleren |
kantgordyne - zn | vitrage |
kaperjol - zn | bokkensprong, capriool |
kapok - zn | zware sneeuw Opm.: Net als in het Nederlands van Indonesië zegt men in Afrika 'sneeu' wanneer het natte, wat fijne sneeuw betreft, en kan men bij heftigere vlokken 'kapok' zeggen. Het woord komt uit het vroegere Maleise oedjan kapok. |
kapokaartappels - zn | aardappelpuree |
kapsie (~ maak) - zn | zn. bezwaar (~ maak = bezwaar maken) |
kar - zn | auto (gemeenz.) |
karfoefel - ww. | flikflooien, vrijen, betasten, erotisch aanraken |
karavaan - zn | caravan |
karmenaadjie - zn | vers vlees dat men elkaar cadeau doet nadat een dier geslacht is (vgl. 'tjops') |
karnuffel | aanvlijen, zich uit genegenheid tegen iemand aandrukken (vgl. 'druk, drukkie') |
Karoo - zn | droog gebied in de Kaapprovincie |
karoodroog | erg droog |
karos - zn | dikke deken uit dierenhuiden gemaakt (werd door de oorspronkelijke bewoners gedragen, maar nu als wandkleedje of vloerkleedje). |
karring | schudden, uitvragen, (plat) onanie plegen (vgl. draad trek) |
karringmelk - zn | karnemelk |
karwei - zn | vervoeren, transporteren |
karweier - zn | vervoersmaatschappij |
kasaterwater - zn | flauwe thee of koffie: "slootwater" |
kaskraker - zn | bestseller < )(Vgl.> |
kastaiing - zn | 'kastanje', eig. 'Kaapse kastaiing': inheemse bomen van het geslacht Calodendrum capensis die enige gelijkenis met de Europese wilde- en paardekastanje vertonen, maar er niet aan verwant zijn |
kastig | zogenaamd (zie ook bij kamma) |
kastrol - zn | soort pan |
katjiepiering - zn | Gardenia (>Maleis 'kacapiring') |
katkisasie - zn | catechisatie ("Op Sondae word om vier uur katkisasie aangebied") |
katools | erg lichtzinnig, erg lijp, gestoord, erg flauw; sexueel opgewonden gedrag vertonend Dit woord is uit vooroordelen jegens niet-Protestantse godsdiensten ontstaan uit het woord Katholiek! Vgl.: 'verspot', 'mallerig', 'jags' |
keelaf sny | (iem.) de keel doorsnijden ("Hy het homself met 'n skeermeslemmetjie keelaf gesny") |
ken - zn | kin |
kêrel - zn | vriend (als in 'minnaar') |
kers - zn | kaars |
kersie - zn | kers |
kês | gestremde melk (zoals het wel gebeurt in heel hete koffie), gestremd ("die melk het kês geword") Opm.: Dit woord komt uit de Zuid-Hollandse dialecten: vgl. Katwijks 'kaes'. |
kês gee (iemand ~) | iemand op zijn nummer zetten (vgl. raas gee) |
ketting - zn | ketting; keten |
kielie | kietelen |
kiep - zn | roepwoord voor kippen ("Kiep-kiep-kiep!") |
kiepersol - zn | zeer wijdverbreide boom die palmachtig groeit met vertakkingen en een bolvormige kruin vormt: verwant aan de Schefflera (vingerplant), Fatsia en de Hedera (klimop): (Cussonia spicata, e.a.) |
kierie - zn | (wandel)stok, knuppel |
kies - zn (mv.'kieste') | wangholte Vgl. maaltand |
kietsie - zn | poes |
kikoejoe - zn | sterk, populair gazongras geschikt voor ZA: Pennisetum clandestinum |
kisklere - zn | zondagse kleren (ouderwets begrip; de kisklere zaten in de voorkist, onder de bok van de ossenwagen) |
kitaar / ghitaar - zn | gitaar |
kits - zn, kits- zn. | een mum van tijd; instant-, snel klaargemaakt kitsnoedels = instantnoedels kitsgemmerbier = instantgemberbier/-ginger ale (snel zelf klaar te maken) |
kitsbank - zn | geldautomaat |
kitsgras - zn | kant en klare graszoden |
kitskoffie - zn | oploskoffie (Opm..: thuis drinkt de Zuid-Afrikaan zelden filterkoffie zoals wij dat in Nederland en België doen. Hij drinkt de oploskoffie. Gefilterde koffie noemt hij ook filterkoffie of geperkoleerde koffie, maar die drinkt hij buiten de deur, in koffiebars of restaurants. Dit breng met zich mee dat er in Zuid-Afrika met koffie doorgaans oploskoffie bedoeld wordt. Dikwijls drinkt men de koffie slapper dan in Nederland, vaak nog romiger gemaakt met chichorei. Koffie met chichorei is poederachtig en koffie zonder chichorei meestal korrelig. Bekende oploskoffiemerken met chichorei zijn Koffiehuis en Ricoffy. Vgl. 'sigorei' en 'moerkoffie'. |
kitskos - zn | kant-en-klaarmaaltijd |
kla | klagen |
Klaas Vakie | Klaas Vaak |
klagte - zn (mv klagtes) | klacht |
klap (hou op of ek gaan jou klap!) | slaan (in het gezicht, op huid) |
klapper - zn | kokosnoot, kokos- uit Maleis 'kelapa' |
klasdraf | college lopen |
klasdrafsak - zn | rugzak voor boeken |
klaskamer - zn | schoollokaal; collegezaal |
klavier - zn | piano |
klawerbord - zn | key-board |
kleefband - zn | plakband |
kleefbroek - zn | legging |
kleinneef - zn | achterneef |
kleinniggie - zn | achternichtje |
kleinspan - zn(die ~) | kleuters |
kleintongetjie - zn | huig |
klerasie - zn | bedrijfskleding, gelegenheidskleding |
klip - zn | steen(tje) (Zie voor uitleg van het verschil tussen de Afrikaanse woorden steen en klip bij 'steen'. |
klipdagga - zn | grote oranje bloeiende lipbloemige uit Zuid-Afrika met verdovende werking als de stekelige, uitgebloeide bloemhoofdjes gerookt worden of er thee van getrokken wordt. Leonotis ocymifolia (ook L. dysophylla). |
klipperig | steenachtig, rotsachtig |
klisklawer | ruige rupsklaver (Medicago polymorpha) |
klits | klutsen, mixen |
klitser - zn | mixer |
klokkie - zn | (voordeur-/fiets-)bel |
klomp - zn | grote hoeveelheid "Ons gaan vanaand jol met 'n klomp ouens" = Wij gaan vanavond feesten met een hoop jongens |
klompie - zn | kleine hoeveelheid |
klong - zn | jong kleurling-jongetje (>kleurjong) |
klonkie - zn | ventje |
klop | kloppen, verslaan (= winnen) |
kloutjie - zn | hoefnageltje, hoefje; levend steentje (plant Lithops) |
knelter, kniehalter ww. | (ww.) kniehalteren; iem. of iets in zijn bewegingsvrijheid beperken, iem. dwarszitten, tegenhouden "Die Amerikaanse sokkerspan was nogal gekniehalter deur die Spanjaarde se oorentoesiastiese aanvalle" = Het Amerikaanse voetbalteam werd erg dwarsgezeten door de overenthousiaste aanvallen van de Spanjaarden |
kners | knarsen |
kniediepvoordag | in alle vroegte; bij het krieken van de dag (vgl. 'douvoordag') |
knoffel - zn | knoflook |
knoffelhuisie - zn | teentje knoflook |
knypie - zn | ('n ~ sout) snuifje (zout) |
koeël - zn | kogel |
koei - zn | vrouwelijke koe Opm.: De soortnaam voor de koe is in het Afrikaans bees. |
koejawel - zn | guave (tropische vrucht) |
koek - zn | koek, cake, gebakje |
koek - zn (plat) | vrouwelijk geslachtsorgaan; onderdeel van uitroepen van lichte schrik (tussenw.) "Oh koek, ek het hom laat val!" = Oh jee / oei, ik heb het laten vallen! |
koekie - zn | conservatief meisje |
koekie seep - zn | stuk zeep |
koekmeel - zn | meel |
koeksisters - zn | gevlochten vetkoek, doordrenkt in lichte suikerstroop |
koeksoda - zn | sodium biocarbonaat |
koeldrank - zn | frisdrank |
koerant - zn | krant |
koes ww. | wegbukken, bukkend ineenduiken om niet geraakt te worden "Moenie koes nie! Ek is ongevaarlik" |
koevert - zn | enveloppe |
koffietafel - zn | salontafel |
koggel | plagen door iemand na te apen. Vgl. 'nadoen' en 'na-aap' |
koggelmander - zn | soort agame (hagedissoort) met felblauwe kop (Acanthocercus atricollis) |
kokerboom - zn | reusachtige aloësoort uit Richtersveld-streek (Aloe dichotoma) waar de inheemse Khoi-Sanbevolking pijlkokers van maken |
kokkedoor - zn | hotemetoot, bobo |
kokkerot - zn | kakkerlak |
kokkewiet - zn | vogelsoort (koekkoekachtige) |
kol - zn | middelpunt van een schijf; stip, ronde vlek; kol (op paardenhoofd); stukje land |
kolf - zn | slaghout (zoals bij cricket) Vgl. 'mieliestronk' |
kolfbeurt - zn | slagbeurt: de tijd waarin een cricketploeg mag slaan |
koljander - zn | koriander Uitdr.: "Dit is vinkel en koljander" = die twee mensen, zaken, zijn hetzelfde |
kollig - zn | schijnwerper, voetlicht (< Eng. 'spotlight') |
kolwyntjiepan - zn | bakplaat met kuiltjes (soort poffertjespan) |
kombers - zn (spr.: 'kombèrs') | deken |
kombuis - zn | keuken |
kombuistee - zn | feestje voor a.s. bruid |
kompakskyf - zn | compact disc |
konfyt - zn | jam |
konka - zn | (olie-)drom |
konkoksie - zn | brouwsel |
konsert - zn | muziekuitvoering, toneeluitvoering, concert |
konsertina - zn | concertina (kleine trekharmonica) |
konsertinabos - zn | Type inheemse vetplant die op een concertina lijkt. (Crassula marnieriana en C. hottentotta) |
kontrapsie - zn | in elkaar geflanst maaksel, brouwsel |
kooi - zn | (ietwat grof) bed, 'nest'; kooi. ("Nou, snuiter kooi toe!" = Nou knul, ga naar je nest!) |
koorspen - zn | koortsthermometer |
kop - zn | hoofd Opm.: kop is het gebruikelijke woord voor het Nl. 'hoofd'. In overdrachtelijke betekenis moet men het Nederlandse hoofd met 'hoof' vertalen: "Die hoof van die skool, kerk, regering". Hoof wordt ook gebruikt, maar wordt als deftiger dan kop gezien: "En die soldate het 'n kroon van dorings gevleg en dit op sy hoof gesit" Bij gebruik van uit het Nederlands afkomstige spreekwoorden, gezegden en vaste uitdrukkingen is het woord alledaags: Die hoof buig, skud; gawes van hoof en hart; iets uit jou hoof leer; 'n knap, helder hoof; vit sy misdaad het hy met sy hoof geboet. Vgl. 'hoof' |
kop uittrek | terugkrabbelen |
kophou | het hoofd koelhouden |
kopkrap | hoofdbrekens hebben |
kopkool - zn | kool (rode of witte) |
koppelaar - zn | koppeling (autotechniek) |
koppie - zn | kop(-je); rond, solitair heuveltje; kopje (inhoudsmaat) |
kopseer - zn | hoofdpijn (ook 'hoofpyn') |
kopvel - zn | hoofdhuid |
koring - zn | koren (zelfst. nw.) |
korrelkop - zn | brompot, mopperaar |
kortliks | kort, in het kort ("Ek sal die onderwerp vanaand net kortliks bespreek" = Ik zal het onderwerp vanavond alleen maar kort bespreken) |
kos - zn | eten Opm.: ´kos´ is ´eten´ in de betekenis van ´voedsel´ en niet van ´maaltyd´. Zie daarvoor ´ete´. |
kos | kosten (ww.) |
koshuis - zn | tehuis voor schoolgaande kinderen |
kosmaak / kook | koken |
kostkerwer - zn | kostenbesparend artikel |
kostuum - zn | historisch kostuum; ook: deftig damesmantelpakje Opm.: In de omgangstaal kent men het aan het Engels ontleende woord costume dat als 'kôstjem' wordt uitgesproken. Dit betekent echter 'badpak' |
kotelette - zn | speklappen |
kou - zn | kooi Opm.: vogelkooien worden vaker 'hok' genoemd dan 'kou'. |
koue - zn | kou(de) |
kraamrok - zn | positiejurk |
krag - zn | stroom (electriciteit); kracht, sterkte |
kragprop - zn | stekker |
kragsentrale - zn | electriciteitscentrale |
krammasjien - zn | nietmachine |
krammetjie - zn | nietje |
krans - zn | steile rotswand aan top van berg |
kreef - zn (mv.) krewe | kreeft, mv. kreeften |
kreukelvry | kreukvrij |
kriek - zn | krekel |
krieket - zn | cricket |
krimpvark(-ie) - zn | egel (Vgl. 'ystervark') |
kroeg - zn | bar (Vgl. 'kafee') |
kruie - zn | kruiden (alleen in mv. bestaand) |
kuier - zn | bezoeken; logeren |
kuiergaste - zn | gasten; logés |
kuiermense - zn | gasten; logés |
kuierplek - zn | vakantieplekje |
kul | foppen |
kunstande - zn | kunstgebit |
kunstenaar - zn | artiest, kunstenaar ("by die North Sea Jazz Festival tree kunstenaars soos Joe Zawinul, Herbie Hancock, Joss Stone en Hugh Masakela op"). Zie verder bij 'arties'. |
kussing - zn | kussen (zelfst. nw.) |
kwaad | kwaad (vgl. 'kwaai', 'vies', 'boos'). |
kwaai | slecht, erg, fel ("Dit hael kwaai vandag" = "Vandaag hagelt het hard" / "Ek vererg my nou kwaai" = "Ik zit me ontzettend te ergeren") Vgl. 'kwaad, 'boos', 'vies') |
kwagga - zn | zebra |
kwansuis | quasi, alsof ("My seun het vanoggend kwansuis skool toe gegaan, maar ek weet dat hy stokkiesdraai." = "mijn zoon ging vanochtend zogenaamd naar school, maar ik weet dat hij spijbelt." / "In Brussel kan die mense kwansuis nie Nederlands praat nie; wel, dis bog" = "In Brussel doen de mensen alsof ze geen Nederlands kunnen praten; nou, dat is dus onzin.") Vgl. 'kamma' |
kweek - zn | kweekgras (hardnekkig, inheems gras) |
kwêla | mee gaan dansen |
kweper - zn | kweepeer |
kwêvoël - zn | vogelsoort (koekkoekachtige) |
L | |
laatlam(metjie) - zn | nakomertje |
laerskool - zn | basisschool |
Laeveld - zn | deel van Oost-Transvaal |
laf | flauw, ongezouten ("Daardie Amerikaanse film is vol van lawwe grappe" / "Jy haal lawwe, ou argumente op.") Vgl. 'flou'. |
laksman - zn | Zuid-Afrikaanse klauwiersoort (Lanius collaris) Vgl. 'janfiskaal' |
landbou-hoewe - zn | huis met groot stuk grond buiten de stad; ook: plot |
langarm - zn | Afrikaner manier van vrij, maar stijlvol dansen met elkaars armen gestrekt tegen elkaar, als bij walsen |
langs | langs, naast "Kom sit langs my, asseblief" = "Kom eens naast me zitten" Vgl. 'naas' |
langsaan | ernaast (bij buren), in de buurt ("Die huis langsaan") |
lanklaas | lang geleden (ek het hom lanklaas gesien) |
lapa - zn | groot rieten afdak Tegenwoordig vooral te vinden in tuinen, bij vakantiehuizen, in wildsplase / game lodges: het is een een grote strooien luifel die als barbecuehuisje of openluchtfeestruimte dient |
lappie - zn | lapje; vaatdoek |
Lappies | bijnaam voor mensen met de achternaam Labuschagne |
lappieskombers - zn | lappedeken |
laslappie - zn | patchwork |
leer - zn | le(d)er; (trap-)leer |
leër - zn | landmacht, legereenheid |
lêer - zn | map, dossier; bestand |
leerder, leerling - zn | leerling |
leisels, teuels - zn | teugels |
lekkergoed - zn | snoepgoed |
lekkerkry | leedvermaak hebben |
lem - zn | lemmet |
lemmetjie - zn | limoen Vgl. 'lemoen', 'suurlemoen' |
lemoen - zn | sinaasappel Vgl. 'lemmetjie', 'suurlemoen' |
leraar, dominee - zn | dominee |
lessenaar - zn | bureau, lessenaar |
leuen - zn | leugen |
liasseer | opbergen |
liasseerkabinet - zn | archiefkast |
liefie (my liefie) - zn | vriendin (mijn vriendin) |
liefling - zn | lieveling, favoriet |
liefs nie | liever niet |
lief wees vir | houden van ("Ek is lief vir jou" = Ik hou van jou) Opm.: Het Nederlandse "Ik hou van jou" klinkt in het Afrikaans heel wat minder echt. Daar betekent 'Ek hou van jou' "Ik vind je aardig". Net als het Nederlandse "Ik houd van bloemen" of "Ik houd van boerenkool". (Vgl. 'hou van') |
liewer(s) | eerder, bij voorkeur |
likkewaan - zn | leguaan (grote hagedisachtige) |
lisensie - zn | vergunning |
loerie - zn | lori (vaak kleurrijke koekkoekachtigen met kuif, die tot geslachten als Tauraco en Corythaixoides behoren) |
loesing (loesing kry / gee) - zn | afranseling |
lokasie - zn | township |
lol | pesten, plagen, sollen, tegenslag geven ("Naas Botha is 'n sterk man met wie daar nie sommer gelol moet word nie" = Naas Botha is een sterke man die niet met zich laat sollen." / Lollery = plagerij / "Kwaai ryp lol landbou" = "Strenge vorst plaagt de landbouw"). Vgl. 'terg', 'pla', 'neul'. |
loods | organiseren |
loodskomitee - zn | organiserend comité |
looi ww. | iem. ervan langs geven, iem. aanpakken (ook figuurlijk) "Die Nederlandse sokkerspan het die Engelse sokkerspan gelooi" = De Nederlandse voetbalploeg heeft de Engelse voetbalploeg ervan langs gegeven "Mugabe looi Britse regering oor imperialistiese gedrag" = Mugabe pakt Britse regering aan vanwege haar imperialistische gedrag |
loop - ww | snel lopen, weggaan Vgl. 'stap' "Ek gaan nou loop" = "Ik ga nu weg" |
lorrie - zn | vrachtauto |
los bijv. nw. | los |
los ww. | loslaten, laten, achterlaten, laten gaan, iemand verlaten; je handen ergens vanaf trekken, iets voor gezien houden, iets niet (meer) doen, iets opgeven Opm.: 'los' wordt in het Afrikaans veel meer gebruikt dan het equivalent 'lossen' in het Nederlands. De betekenis van het woord is namelijk danig uitgebreid. Bijvoorbeeld: "Nee, toe los ek dit maar." = Nee, toen trok ik mijn handen ervan af; Nee, toen liet ik het maar voor wat het was "Los dit!" = Blijf af! / Laat dat! "Jy het my gelos!" = Je hebt mij verlaten! "Los die sonde en jy sal 'n beter christen wees" = Zondig niet meer en je zult een beter christen zijn "Ek los my vrou by die huis" = Ik laat mijn vrouw thuis "Los maar 'n boodskap op die voicemail" = Laat maar een bericht achter op de voicemail "Los die baadjie maar daar" = Laat het jasje maar daar Het ziet ernaar uit dat het werkwoord los de betekenissen van het Engelse werkwoord to leave heeft aangenomen, als het zowel 'loslaten' als 'verlaten, achterlaten' betekent. De betekenissen 'iets niet (meer) doen' en 'iets voor gezien houden' stroken hier echter niet meer mee en lijken Zuid-Afrikaanse innovaties. Vgl. 'uitlos' |
losieshuis - zn | pension, kosthuis |
loslittig | lenig Opm.: Het woord 'lenig' bestaat wel in het Afrikaans - met dezelfde betekenissen als in het Nederlands - maar is ongebruikelijk en deftig. |
lugbesoedeling - zn | luchtverontreiniging |
lugdiens - zn | luchtvaartmaatschappij |
lughawe - zn | vliegveld |
lugredery - zn | luchtvaartmaatschappij |
lugreëling - zn | airconditioning |
lugwaardin - zn | stewardess |
luislang - zn | boa, python; generische naam voor wurgslang |
lukwart - zn | struik met zure vruchten met grote pit: loquat, Japanse mispel, neffel (Eriobotrya japonica) |
M | |
maag - zn | maag, buik Opm.: In het Afrikaans gebruikt men vaak 'maag' waar het Nederlands buik zou gebruiken. "Ek doen oefeninge vir 'n plat maag" = "Ik doe oefeningen voor een platte buik." |
maagwerking - zn | diarree |
maaiers - zn | maden |
maak ww. | doen 'Wat maak jy?' = Wat ben je aan het doen? |
maak - zn | merk motormaak = automerk / "Watter maak is die mees gebruikers vriendelik?" = Welk merk is het meest gebruikersvriendelijk? |
maaltand - zn | kies Vgl. 'kies' |
maalvleis - zn | gehakt |
maanhaar / maanhare - zn | manen (lange haren in de nek van een mannetjesleeuw of paard) |
maer | mager |
maermaakpille - zn | vermageringskuur |
maermerrie - zn | scheenbeen |
magtag! | jeetje! |
makietie - zn | feestje |
maklik | (ge-)makkelijk, niet moeilijk Vgl. gemaklik, gerief |
mal | gek, gestoord Opm.:mal klinkt in het Nederlands nogal speels en vrouwelijk, maar in het Afrikaans heeft het een echt negatieve betekenis, te vergelijken met de betekenis van 'gek' van het Engelse woord mad. |
malhuis - zn | gekkenhuis Vgl. 'groendakkies' |
mallerig | melig, gekkig, flauw Vgl. 'verspot', 'katools' |
malva - zn | Geranium (Pelargonium spp.) |
malvalekkers - zn | marshmallows |
mampoer - zn | zeer sterke vruchtenbrandewijn, vooral gestookt in de Transvaal, met een alcoholpercentage van rond de 64% |
manewales - zn | kuren, grillen, capriolen |
mangels - zn | amandelen (tonsillen) Opm.: Ook het woord 'amandel' kent men in het Afrikaans, maar dit is de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis). |
mannekyn - zn | mannequin |
mannetjiekat - zn | kater (van een kat) |
mannetjieleeu - zn | mannetjesleeuw |
mansbaadjie - zn | colbert |
mansklerewinkel - zn | herenmodezaak |
mansuitruster - zn | herenmodezaak |
maplotter - zn | bewoner van een plot (plot is een stuk land om een huis op te bouwen) |
massief - bijv.nw. | massief; enorm |
Matie - zn | student van de Universiteit Stellenbosch |
Matieland - zn | de campus van de Universiteit Stellenbosch |
matriek, matrikulasie - zn | schooldiploma (vergelijkbaar met VWO-diploma) |
matrieks - zn | laatste-jaarsstudenten |
matrikuleer | het matriekdiploma behalen |
matrone - zn | hoofdzuster |
mat - zn | vloerkleed, tapijt |
meelblom - zn | bloem (kookwaar) |
meenthuis - zn | alg. bungalowachtig huis (townhouse), luxe 'dupleks' |
meisieskool - zn | meisjesschool |
melkbos - zn | wolfsmelksoort (struikachtige soorten van de geslachten Euphorbia en Asclepias) |
melkskommel - zn | milkshake |
melktert - zn | taart van melkvulsel |
mengsel - zn | mengsel; (medisch, giftig) drankje; mix (bakmix, kookmix, enz) "Drink nou jou medisynemengsel en jy sal gou beter voel" |
mens - zn | mens; men; iemand Opm.: Let vooral op het bijzondere gebruik van dit woord in de betekenis van het Nederlandse 'men': "'n Mens kan jou maklik misgis as jy moeg is" = "Men kan zich makkelijk vergissen als men moe is." 'n Mens wordt dus in de zin vervolgd met de jy-vorm. Het woord 'men' kent men niet in het Afrikaans. Gebruik dus altijd ''n mens'. |
mensig (hoor)! tussenw. | mijn hemel!, jeetje! |
merk (boeke) | nakijken; corrigeren |
meul - zn | molen |
middagete - zn | lunch |
middelmannetjie - zn | strookje gras op ongeasfalteerde weg op de plek waar de wielen niet de grond raken: middenbermpje |
mielie, mielies - zn | maïs |
mieliemeel - zn | maïsmeel |
mielie-oes - zn | maïsoogst |
mieliepap - zn | maïspap |
mieliestronk - zn | maïskolf Vgl. 'kolf' |
mierkat / meerkat - zn | stokstaartje (Z.A. mungoachtige: Suricata suricatta) |
mikrogolfoond - zn | magnetron |
mis - zn | mest (zelfst. nw.); mis (bijw.) |
jou misgis | zich vergissen |
misoes - zn | misoogst |
modeparade - zn | modeshow |
moedverloor | wanhopig |
moeg | moe (moeë, moeër; moeste) |
moenie | niet...! (niet aanraken! = moenie daaraan vat nie!) |
moer - zn | droesem; moer; moeder, baarmoeder, pootaardappel |
moer! | uitroep van bewondering, verbazing (dikw. 'moerrrrr') |
moerkoffie - zn | koffie toebroek (met de prut er nog onderin) |
moffie (neerh.) - zn | poot, flikker, homo |
moffieslaan | potenrammen |
moltrein - zn | metro |
mond - zn | mond, monding (v. rivier) |
mondering - zn | uitrusting, uniform |
môre, more | morgen |
moroeti - zn | predikant, zendeling |
mors - ww. | morsen, verspillen; met iemand ~= met iemand sollen Opm.: In het Afrikaans komt 'mors' veel vaker voor omdat het 'verspillen' is. Geld en tijd morst iemand als hij het aan iets onwaardevols besteedt of als hij er te kwistig mee omgaat. Waarschijnlijk heeft de betekenis 'met iemand sollen' in de zegswijze om met iemand te mors onder invloed van het Engels zijn beslag gekregen (vgl. "Don't mess with me!"). Vgl. 'gemors' |
morsjors - zn | knoeipot |
mos | immers, zoals je weet, toch, dan ook, nou eenmaal, inderdaad; mos (zelfst.nw.) "Mense verskil mos maar"= Mensen verschillen nou eenmaal "Jy weet mos ek hou nie van sterk gegeurde kos nie, so hoekom kook jy kerrie kos vir my?" = Je weet toch dat ik niet van sterk gekruid eten houd, dus waarom kook je kerrie voor mij? "Katte dink mos altyd hulle is die baas van die huis" = Katten denken immers/toch/inderdaad altijd dat zij de baas in huis zijn |
mossie - zn | mus |
motor(kar) - zn | auto |
motorfiets - zn | motor |
motorhawe - zn | garage (reparaties) |
motorhuis - zn | garage (bij het huis) |
motoris - zn | automobilist |
muf | beschimmeld; (zelfst. nw.) schimmel |
muf ww. | beschimmelen, schimmelen ("Nee, ek hou nie van kaas wat gemuf het nie. Los maar die Roquefort en Danish Blue.") |
muggie / muggies - zn | knut, knutje / knutten, knutjes Opm.: 'Muggies zijn geen echte muggen, maar knutten; dit zijn veel kleinere insecten die niet steken, maar bijten. Ze brengen ziekten over, zoals blauwtong (Culicoides spp.). Wat mug is in het Nederlands, is 'muskiet' in het Afrikaans. "Muggies veroorsaak bloutong by skape." = "Knutjes veroorzaken blauwtong bij schapen." Vgl. 'muskiet' |
munisipaliteit - zn | gemeente (=municipality) |
murasie - zn | vervallen gebouw; ruïne |
murg - zn | merg Opm.: 'Merg' bestaat ook in het Afrikaans, doch enkel in overdrachtelijke zin: "In die merg van ons gebeente, in ons hart en siel en gees" (C.J. Langenhoven); "Ek is 'n Afrikaner in merg en been." = "Ik ben een Afrikaner in hart en nieren." |
murgpampoentjie - zn | courgette |
murgpeer - zn | avocado |
mus - zn | muts :Vgl. 'mossie'; de Nederlandse bruine zangvogel wordt in het Afrikaans 'mossie' genoemd. |
muskiet - zn | mug Vgl. muggie / muggies |
muurpapier - zn | behang |
muurprop - zn | stekker (stopcontact) |
muwwerig | muf, schimmelig Vgl. 'muf' |
my maggies! | uitroep van verbazing Vgl. 'mensig' |
my wêreld! | uitroep van verbazing Vgl. 'mensig' |
N | |
na | dichtbij (na aan mekaar wees = dicht bij elkaar zijn/liefhebben) |
na-aap | na-apen, imiteren. "Hy mag dalk goed klavier speel, maar ek merk die heeltyd dat hy net ander klavierspelers na-aap." = "Hij zal wel goed piano kunnen spelen, maar ik merk dat hij alleen maar andere pianisten imiteert"). Vgl. 'koggel en ' nadoen' |
naai | naaien; (plat) geslachtsgemeenschap hebben |
naaldekoker - zn | libelle; waterjuffer |
naaldwerk doen | naaien |
naand / naandsê | goedenavond |
naartjie (ook: nartjie) - zn | mandarijn |
naas | naast (behalve) ("Naas 'papier' sê die Kapenaar soms ook 'pampier' in Afrikaans.") |
naby | dichtbij ("Naby Cradock lê die dorpie Kookhuis.") |
nadoen | nadoen (in de zin van iets in navolging van een ander doen; dus niet in de zin van 'na-apen' of 'imiteren'; zie daarvoor 'koggel' en 'na-aap'). ("Jou doring. Daar is niemand wat jou kan nadoen nie." = "Je bent een kei. Er is niemand die jou (dit) kan nadoen.") |
nael - zn | nagel |
naeltjies - zn | kruidnagelen |
nagereg - zn | dessert, toetje |
Nagmaal - zn | H. Avondmaal |
narsing - zn | narcis |
nartjie (ook: naartjie) - zn | mandarijn |
nasionale pad - zn | autosnelweg |
naskeermiddel - zn | aftershave |
navorsing - zn | wetenschappelijk onderzoek |
navrae - zn | informatie; inlichtingen |
naweek - zn | weekend |
nee dankie | liever niet |
nee wat | nee hoor (minder sterk dan 'ag nee') |
neffens | naast (zie verder; langs) |
nè? tussenw. | hè?, nietwaar? toch? "Dit is stormagtig in Port Elizabeth. Dié stad word "The Windy City" genoem. Toepaslik, nè?" "Wonderlik. Egte sjampanje, dankie! Jy het geweet dat ek van vonkelwyn hou, nè?"" |
nek - zn | nek, bergpas |
nes - bijw | net als (samentrekking van 'net soos Vgl. 'soos' |
nes - zn | nest |
nesskop | nestelen |
net - bijw | slechts, alleen maar Vgl.: 'net-net' |
netbal - zn | basketbal |
netjies | netjes |
net-net, amper nie | amper |
netnou | zojuist, zo meteen |
neuk | slaan, beuken Vgl. 'fok', 'naai'. |
neul | zeuren |
neut - zn | noot Vgl. 'dop') |
nikswerd | nutteloos ("Hy is 'n nikswerd vent") |
noem-noem - zn | doornenstruikje uit de Karoo met besjes die, als je erop kauwt, net kauwgom zijn: Carissa bispinosa en C. haematocarpa |
noenmaal - zn | middagmaal |
nog | nog; meer; ooit; woord dat in combinatie met 'altyd' een versterking teweegbrengt 'Die beste potjiekos nog!' = de beste potjiekos ooit! "Wil jy nog koeldrank hê?"= Wil jij meer frisdrank? 'Die reis wat jy nog altyd wou maak' = De reis waar je altijd van gedroomd had om die te maken "My hand-oog-koördinasie was maar nog altyd tog so flippen sleg!" = Mijn hand-oogcoördinatie is eigenlijk altijd zo verdomd slecht geweest! Vgl.: 'steeds' |
nooddienste - zn | reddingswerkers, reddingseenheden |
noodhulp - zn | eerste hulp |
noodpersoneel - zn | eerste-hulpverleners |
nooi - zn | (ouder) meisje; vriendin (als in 'mijn vriendin'; minnares) |
nooi - ww | uitnodigen |
nooiensvan - zn | meisjesnaam (waarmee een meisje geboren wordt) |
nommer - zn | nummer |
nota - zn | briefje |
nouliks | nauwelijks |
nuut (predicatief bijv.nw), nuwe (attributief bijv.nw.) | nieuw, nieuwe |
nywerheid - zn | industrie |
O | |
oes - zn en ww | oogst zn.; oogsten ww. |
ogies! | oproep tot tafelgebed: "Eerbiedig!" zegt men in Nederland |
ogies maak ww. | flirtend oogcontact maken |
ogiesdraad - zn | kippengaas Vgl. 'sifdraad' |
okkasie - zn | gelegenheid |
okkerneut - zn | walnoot |
olienhoutboom - zn | olijfboom (>dial. Ned. 'olievenhout') |
olierig | vet (van haren, huid, afscheiding) |
olik | misselijk, naar, ziek Vgl. 'oulik' en 'aardig' |
omgee, omgee vir | geven om, je betrokken voelen bij; bezwaar hebben ("Gee jy 'n donner om vir jou vriende?!" = Kunnen jouw vrienden je eigenlijk een donder schelen?! / "Ek gee om vir die armes in ons gemeenskap." = Ik geef om de armen in onze samenleving. / "Gee jy om as ek rook?" / Heb je er bezwaar tegen als ik rook?) |
omgekrap | ongelukkig (in de zin van 'ongelukkig zijn met een situatie), verward |
omgewing - zn | omgeving, milieu |
omgewings- (omgewingsbewaring, omgewingsbesoedeling, ens.) | milieu- (omgewingsbewaring = milieubescherming, omgewingsbesoedeling = milieuvervuiling / -verontreiniging) Vgl. 'besoedeling' |
ompad - zn | wegomlegging |
omtrent | over, aangaande - voorz.; ongeveer, zowat - bijw. Opm.: In de betekenis 'over' komt men het voorzetsel omtrent veelvuldig tegen: "Wat sê die Bybel omtrent dinosaurusse?" Nog vaker komt men het tegen als bijwoord in de betekenis van 'ongeveer': "Hierdie griep duur omtrent twee weke." In de betekenis 'zowat' moet men het in de spreektaal zoeken: "Sy woorde raak my omtrent nooit nie; dit voel asof hy my nie ernstig neem nie" = "Zijn woorden doen mij zowat nooit iets; het voelt alsof hij mij niet serieus neemt" |
onderdakparkering - zn | parkeergarage |
onderwyser - zn | leraar, onderwijzer Opm.:In de studententaal zegt men ook informeel 'onnie' als men onderwijzer bedoelt (zie aldaar). |
ongemaklik | niet naar je zin hebbend, je niet optimaal voelend |
ongeskik | ongemanierd, onvriendelijk |
onnie - zn | (gemeenz, studententaal) onderwijzer, 'mees', juf |
onnutsig | ondeugend |
onthaal | officiële ontvangst |
onthou | zich herinneren |
ontleding - zn | analyse, onderzoek "’n Ontleding sal gedoen word om vas te stel waarom kliënte weggebly of by ander maatskappye uitgekom het." = "Er zal een analyse/onderzoek gedaan worden om vast te stellen waarom klanten zijn weggebleven of bij andere bedrijven zijn terechtgekomen" |
ontvangsdame - zn | receptioniste |
onvanpas | ongepast |
ooghoogteoond - zn | ingebouwde oven op ooghoogte |
ooievaarspartytjie - zn | feestje voor aaanstaande moeder |
oond - zn | oven |
oopkop | recht-voor-z'n-raap |
oopplankkombuis - zn | open keuken |
oopsluit | openen |
oor | (voorz.) over; (zelfs. nw.) oor; "iemand ore aansit" = iemand overtreffen, overtroeven, iemand de baas zijn |
oorgee | overgeven, braken (vgl. vomeer, vermeer) |
jou oorgee | zich overgeven |
oorkant | de overkant; aan de overkant ("Oorkant die rivier" = Aan de overkant van de rivier.) (Vgl. 'anderkant', 'duskant') |
oorklim | overstappen |
oorkrabbetjie, oorkrawwetjie - zn | oorbel |
oorskietkos - zn | kliekje (eten) |
oortreksel - zn | hoes, overtrek (dekbedovertrek = duvetoortreksel) |
oortrektrui - zn | sweater |
oortrommel - zn | trommelvlies; ook oordrom |
opdraand, opdraande - zn | zn.opgaande helling; bijw. bergopwaarts (vgl. 'afdraand(e)') |
opelyf - zn | stoelgang, ontlasting |
ophaal | oprakelen, omhooghalen, weer opvissen, aan de vergetelheid ontrukken ("Wie ou probleme bly ophaal, grawe ou koeie uit die sloot" / "Archimedes het gewys hoe 'n mens water kan ophaal" / "Met hierdie pomp haal ons water op" / "Tydens hierdie terapie moet jy jou slegte herinnerings ophaal."). Vgl. 'skouers ophaal' en 'oplaai'. |
op hitte | loops |
opdok | dokken (met geld over de brug komen), er financieel voor opdraaien, betalen (dit woord is niet zo gemeenzaam als het lijkt; het is een normaal woord dat ook in serieuze zaken gebruikt kan worden: "Jy sal self vir die dienste moet opdok"). Vgl. 'skuld' en 'delg' |
opdonner/opdonder (plat) | in elkaar slaan |
opfok (plat) | in elkaar slaan |
opklim | opklimmen; instappen (bus/trein) |
oplaai | ophalen, uploaden ("My kêrel kom my nou-nou oplaai" = "mijn vriend komt mij straks ophalen" / "Nou kan julle hierdie foto's oplaai" = "nu kunnen jullie deze foto's uploaden). Vgl. 'ophaal', 'afhaal'. |
opskud | opschieten |
optel | optillen / oppikken/-pakken; optellen |
optelhond - zn | zwerfhond |
optelkind - zn | vondeling |
opwas | afwas |
opwasmiddel - zn | afwasmiddel |
opwen | zich ergens over opwinden, irriteren "Hierdie rommel wen my op" = "Ik wind me op over deze rommel" / "Moenie paniekerig raak en jouself daaroor opwen nie" = "Raak niet in paniek en wind je er niet over op" / "Dit is 'n opwen-radio" = "Dit is een opwindbare radio" |
ordentlik | netjes, fatsoenlijk, schoon |
Orie-Oetan - zn | angstaanjagende fabelfiguur (volkskundig) |
orrel - zn | orgel |
orrelis - zn | organist |
ou (bijv.nw.) | oud, beste; lief, aandoenlijk (ou Karel = goeie ouwe Karel) |
ou (mv. ouens) - zn | jongen; kameraad |
oudtyds | ouderwets; zoals vroeger |
ouetehuis - zn | bejaardenhuis |
oujongkêrel - zn | vrijgezel |
oujongnooi - zn | oude vrijster |
oukersaand - zn | avond voor kerst |
oulaas (vir oulaas) | nog een keertje zoals toen |
oulap - zn | dubbeltje (ouderwets) |
oulik | leuk ('leuk' bestaat eig. niet in Afr.) (Vgl. 'olik') |
ouma - zn | oma |
oumagrootjie - zn | overgrootmoeder |
oupa - zn | opa |
oupagrootjie - zn | overgrootvader |
outjie - zn | jongetje |
owerheid - zn | overheid |
P | |
paaiboelie - zn | schrikbeeld, boeman; lelijke persoon |
paadjie - zn | paadje, weggetje; scheiding in het haar |
paaiement - zn | gedeelte van afbetaling |
pad - zn | weg (mv. paaie) |
padda - zn | kikker |
paddavoete - zn | zwemvliezen |
padgee | voorrang verlenen, uit de weg gaan |
padkaart - zn | wegenkaart |
padkafee - zn | wegrestaurant |
padkos - zn | eten voor onderweg |
padteken - zn | verkeersbord |
padvark - zn | wegpiraat |
padvervoer - zn | wegtransport |
padwerke voor! | werk in uitvoering! |
pamperlang | vleien; flikflooien |
pampoen - zn | pompoen |
pampoenkop - zn | domkop |
pampoentjies - zn | bof (ziekte) |
paneel - zn | panel (Eng.) |
paneelbespreking - zn | forumdiscussie |
paneelbord - zn | dashboard |
paneelklopper - zn | iemand die auto's uitdeukt |
pap | slap; plat (van banden) |
pap band/ pap wiel | lekke band |
papbroek - zn | bangerik, lafaard, slappeling |
papie dierkunde - zn | pop, cocon |
papnat | kletsnat (vgl. sopnat) |
parmantig | brutaal, ondeugend (vgl. astrant) |
pars ww. | persen (alléén van druiven); strijken met een strijkijzer (Vgl. 'pers') |
pars - zn | druivenpers Zie verder bij 'pers' |
party | (telw.) sommige; (zelfst. nw) partij ("Party mense is te vet" = "Sommige mensen zijn te dik"). |
partykeer | soms |
partytjie - zn | feestje |
pasella - zn | iets wat je op de koop toe krijgt/geeft |
paslaken - zn | hoeslaken Opm.Vgl 'oortreksel' |
pasoppens (in sy - wees) - zn | op zijn hoede zijn |
paspoortbeheer - zn | paspoortcontrole |
pastei - zn | 'pie' (soort pastei; ragoût in bladerdeeg; "vat jou paai en waai!")) |
patat / pataat - zn | zoete aardappel, yamwortelachtige, Discorea (verwant aan de haagwinde (Convolvulaceae); domkop |
pendelaar - zn | forens |
penorent | rechtop, kaarsrecht |
per ongeluk | per ongeluk, abusievelijk |
perd - zn | paard; kerel |
perdeby - zn | sluipwesp (familie Ichneumonidae) |
perdejoggie - zn | jockey |
perdetelery - zn | paardenfokkerij |
perdfris | uitgerust, fris |
pêrel - zn | parel (vgl. 'Paarl') |
perlemoen, perlemoer - zn | Zeeoor: erg gewild zeeweekdier van het geslacht Haliotis met grote, opvallende schelp; parelmoer (het glanzende bekleedsel van schelpen van weekdieren zoals de oester en de nautilus De perlemoen, of zeeoor, is een lekkernij die vaak het slachtoffer is van stropers. De oorvormige schelp van het dier kenmerkt zich door de gaten in de schelp, waardoor het dier ademt. Het dier leeft op rotsen. |
permit - zn | vergunning |
pers ww. | persen (alle vruchten, behalve druiven; vgl. 'pars' [zie aldaar]) |
pers bn. | paars |
pers - zn | pers (media) |
perske - zn | perzik |
petalje - zn | spektakel |
petrol (klemtoon op pet-) - zn | benzine |
petrolstasie - zn | benzinestation |
peuselhappie - zn | snack |
peuter | rommelen, saboteren |
piekel | sjouwen, met moeite vervoeren / lopen (vgl. 'aanpiekel' |
pienk | roze |
piering - zn | schotel (kop en - ) |
piesang - zn | banaan |
pietersielie - zn | peterselie |
Piet-my-vrou - zn | vogelsoort Cucullus solitarius (koekkoekachtige) |
piets | petsen |
pik - zn | houweel |
pikkewyn - zn | pinguïn |
pla | lastig vallen, dwarszitten ("Jammer om te pla!" = "Pardon!" / "Mag ik U even lastigvallen?" / "Wat jou pla, is jou eie gewete") Vgl. 'terg', 'lol', 'neul' |
plaas - zn | boerderij; boerenbedrijf |
plaashuis - zn | boerderijwoning, hoeve |
plaasjapie, plaasgawie (scherts.) - zn | (achterlijke) boerenjongen |
plaatjoggie - zn | discjockey |
plakkie - zn | verzamelnaam voor zeer algemene inheemse vetplantsoorten van het geslacht crassula |
plakkies - zn | slippers |
plan ('n ~ maak) | een oplossing vinden ('n Boer maak 'n plan = we vinden er wel iets op) |
plate neem | röntgenfoto's maken |
platform - zn | perron |
plek - zn | plaats |
plek-plek | hier en daar |
pleks ( ~ van) | in plaats van |
plesier (dis 'n ~) - zn | graag gedaan |
plofstof - zn | explosieven |
plonk - zn | slechte wijn |
plot - zn | huis met een stuk grond buiten de stad |
pluimbal - zn | badminton |
poeding - zn | pudding |
poegaai | bekaf |
poehaai | kouwe drukte |
poepdronk, poesdronk (plat) | strontlazarus |
poes (plat) | vrouwelijk geslachtsorgaan (dus nooit in Z.A. tegen een kat zeggen!) |
polonie - zn | soort boterhamworst |
pomelo - zn | grapefruit |
Pompies, Piet | Pietje Puk, Jan Janssen (e.g. de doorsnee mens, Jan Modaal, of een voorbeeldnaam bij een formulier) ("Wie het my toebroodjies opgeëet?" - "Piet Pompies.") |
pondokkie - zn | armelijk hutje |
ponie - zn | pony (paardje) |
poniekoerant - zn | roddelkrant, boulevardkrant, 'tabloid' |
ponsmasjien - zn | perforator |
pootuit | uitgeput (vgl. beenaf) |
popspeel ww. | met poppen spelen |
posgeld - zn | porto |
poskaart - zn | briefkaart |
posseël - zn | postzegel |
poswese - zn | posterijen |
pot - zn | pan |
potjiekos - zn | stoofpot in ijzeren driepoot-pot, boven open vuur (echt traditioneel Afrikaans!) |
praktisyn (mediese ~) - zn | arts, dokter ook: mediese dokter |
prikkelpop - zn | pin-up girl |
prinsipaal - zn | schoolhoofd; ook skoolhoof |
probeerslag - zn | poging |
proe | proeven |
pronkertjie - zn | siererwt: lathyrus |
prop - zn | kurk, plug |
propper | netjes |
puik | uitstekend, voortreffelijk |
Puk - zn | Student van de Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Onderwys |
puntenerig | kieskeurig, lichtgeraakt |
pyl ww. | recht op iets afgaan |
pynappel | ananas |
R | |
raadop wees | ten einde raad zijn |
raai ww. | raden |
raai, raai, riepa tussenw. | ra, ra (gezegd voordat men een raadseltje vertelt) |
raaisel - zn | raadsel, puzzel |
raaiskoot - zn | gissing |
raakloop | onverwachts ontmoeten, ergens tegenaan lopen, (iemand) tegen het lijf lopen |
raakry | tegen iets/iemand aan rijden; omver rijden |
raaksien | opmerken; in het oog krijgen |
raakskoot - zn | voltreffer |
raar | vreemd, ongewoon, eigenaardig; Opm.: De betekenis 'zeldzaam' komt ook voor, maar dit geldt als onverzorgd en anglicistisch (< Eng. rare) Afrikaans |
raas | razen; (met iemand ~) berispen; raas gee = iemand berispen, op zijn kop geven |
rak - zn | rek; (boeken-)plank; (winkel-)schap "Op watter rakke kry ek die sjampoe?" = "In welke schappen vind ik de shampoos?" |
rak - zn | spinneweb, spinnerag |
ramparty - zn | vrijgezellenfeest voor de mannen; hengstenbal |
rand (soms ook 'rant'; zie aldaar) - zn | reeks heuvels, plateaurand |
randjie - zn | heuvel, reeks heuvels |
randsteen - zn | stoeprand, trottoirrand |
rant - zn | steile, geërodeerde bergkruin |
raps, rapsie - zn | klein beetje |
rat - zn | versnelling |
ratkas - zn | versnellingsbak |
reënerig | regenachtig |
reg - bijv.nw.; bijw. | recht; juist; goed, in orde Opm.: Waar men in het Nederlands vaak 'goed' zegt, daar is in het Afrikaans vaak 'reg' op z'n plaats: "O, ek dink ek het nie die regte knop gedruk nie." = "Oh, ik denk dat ik niet de goede knop heb ingedrukt" "Nou weet ons watter een verkeerd is. Maar watter een is die regte een?" = "Nu weten we welke de verkeerde is. Maar wat is de goede?" |
regmaak | in orde maken; ook steriliseren van katten/honden |
regmakertjie | borrel (vgl. dop, sopie) |
regtig/rêrig | echt waar, waar (rêrig? = echt waar?) |
reguit | rechtdoor |
reguit | recht-door-zee |
regverdig | rechtvaardig |
reisies | races, hardloopwedstrijd (ook van paarden) |
rekenaar | computer |
rekenmeester | accountant |
renons | afkeer |
renoster | neushoorn |
rêrig/regtig | werkelijk, echt waar |
resies | (paarden) wedrennen |
resieperd | renpaard |
reuk/ruik | geur, reuk |
reun | reu (mannetjeshond) |
rieme (jou ~ styfloop) | in de problemen geraken |
riempiesstoel | stoel met mat van "riempies" (reepjes van leer) |
riller | thriller |
rinkink | fuifen, uitgaan, boemelen (vgl. 'jol) |
rinneweer / verrinneweer | ruïneren / verruïneren |
rissie (rooi-) | spaanse peper; (fig) kenau, feeks |
ritteltit (die ~(s) kry) | hysterisch worden |
robot | verkeerslicht, stoplicht; ook robot; ook verkeerslig |
rof | ruw |
rof (rowwe) | ruw(e) |
rofstoei | worstelen (sport) |
rok | jurk |
rolbal | bowling |
rolbektrui | coltrui |
rolprent | film |
romp | rok |
rondawel | hut met rieten dak van de negerstammen |
rondvat (iemand - ) | iemand meenemen om hem/haar de omgeving laten zien (vgl. rondwys) "As jy by ons in Port Elizabeth kom kuier sal ek jou rondvat" = "Als je bij ons in Port Elizabeth op bezoek komt, zal ik je de omgeving laten zien" |
rondwys (iemand - ) | iemand de omgeving laten zien |
rooi | rood (zowel attribitief als predicatief) |
rooigety | enorme toevloed van kreeften op het strand |
rooinek (scherts.) | Engelsman, Engelssprekende (vgl. soutpiel) |
rooitaal | Engels |
die rooitaal gooi | Engels spreken |
rot | rat |
rou | ruw, onbeleefd |
rug - rûe / ruggens | rug - ruggen; bergrug - bergruggen |
ruiker | boeket |
ruintjie | reu (mannetjeshond) |
ruk | choqueren; schok |
ruk-en-pluk | hevig bewegen (op muziek), rock 'n' roll (vgl. 'skud', 'skommel') |
rukkie | poosje (dit is 'n rukkie gelede = dat was een poosje geleden) |
ruskamer | openbaar toilet |
ry | rijden, vliegen, varen |
ryloop | liften |
ryp | lichte nachtvorst |
rys | rijst |
S | |
saak maak | belangrijk zijn |
saal | zaal; zadel |
saam | samen; mee- (zoals saamsing, saamhuil, saamry) |
saamryklub | carpooling |
saamstem | instemmen |
saamtrek | bijeenkomst |
saamtrekdag | landdag, toogdag |
saamvat | meenemen |
saans | 's avonds |
sag / saf | zacht |
sak | zak, tas Vgl. 'tas' |
sakkie-sakkie | boeremusiek (vgl. konsertina) |
sambreel | parapluie, parasol |
sampioen | champignon |
sandpapier | schuurpapier; ook skuurpapier |
sangoma | toverdokter, medicijnman |
sanna | ouderwets geweer (zoals tijdens Boerenoorlog) |
seekat | octopus ('Die seekat is dood': gezegd wanneer er een onaangename geur uit de zee komt) |
seekoei | nijlpaard |
seen, seën | zegen |
seermaak | pijn doen; beledigen |
seerkry | pijn hebben, krijgen |
sêgoed | woordenschat |
sekelmaan | halve maan |
sening | kraakbeen ('zeen' in vlees) |
sens | zeis |
sensitief | (over)gevoelig |
senuweeagtig | zenuwachtig |
senuwees | zenuwen |
serp | sjaal(tje) (vgl. tjalie) |
setlaar | kolonist uit Engeland (1820 setlaars) |
seun | jongen, zoon |
seunskoor | jongenskoor |
siel uittrek | plagen, pesten |
sien | zien; bezoeken |
sies tog! | uitroep van medelijden; 'ach wat jammer, zeg' |
sif | zeef; zeven (ww.) |
sifdraad | kippengaas (vgl. ogiesdraad) |
sinkplaat | golfijzer |
sirkel | rotonde |
sigorei | chichorei (blauwbloemige composiet: Ciehorium intybus); chichorei-extract om de koffie romiger te maken |
sitplekgordel | veiligheidsriem |
sjampoe | shampoo |
sjoe | tjonge, pfoe (sjoe, dis warm: tjonge, wat is het warm) |
sjoes! - tussenw. | Ssst! (wees stil!) |
skaam | verlegen |
skaars | zeldzaam |
skaduwee | schaduw |
skakel | zelfst. nw. oproep, telefoontje; ww. opbellen |
skakelbeampte | PR-man / vrouw |
skakelhuis | twee-onder-een-kap |
skarlakenkoors | roodvonk |
skattebol | lieveling, schattebout |
skeet | wind; kwaaltje; kuur (vol kuren) (vgl. fiemies) |
skelm | stiekem |
skelm | schelm |
skemerkelkie | borrel, cocktail |
skenk | schenken (geven) |
skêr | schaar |
skerpioen | schorpioen |
skiktyd | flexibele werkuren |
skilfers | roos (van hoofdhuid) |
skilpad | schildpad |
skinder / skinner | roddelen |
skinderstories | roddelpraatjes |
skink | schenken (drank) |
skinkbord | dienblad |
skollie | bandiet |
skommel | schudden (ook van kaarten) |
skons | scones |
skoolhou | lesgeven |
skooldrag | schooluniform |
skoolhou | lesgeven |
skoorsoeker | ruziemaker |
skorsie | kleine, hartige meloenachtige groente (in het Engels: squash), ook: lemoenpampoen) |
skottel | schaal (vgl. piering), grote schotelvormige plaat of eg |
skottelgoed | de vaat, servies |
skottelgoedwasser | vaatwaemachine |
skouburg | theater |
skouer | schouder |
skouers ophaal | je schouders erbij ophalen (vanwege scpesis of ongelovigheid) ("Ek haal net my skouers op wanneer jy uit die Bybel lees.") Vgl. 'ophaal'. |
skouhuis | modelwoning |
skraal | schamel, mager, slank |
skraps | schamel, nauwelijks |
skrefie | kier |
sku | schuw |
skuifspeld | paperclip |
skuld | (zelfst. nw.) schuld; (ww.) schuldig zijn aan ("Hoeveel skuld ek jou?" = "Hoeveel ben ik je schuldig?"). Vgl. 'delg' en 'opdok'. |
skurf | ruw (Skurwekop = een berg met een rafelige krans [zie aldaar] in de buurt van de plaats Graaff-Reinet) |
skyf | schijf, chip; joint, stickie (drugs) ("Wat giggel julle so?" - "Sien jy daai skyf? Dis 'n stompie!") Vgl. 'dagga', 'boom' en 'zol' |
skyfies | patat, ook: aartappelskyfies; dia's |
slaai | salade |
slaggate | gaten in de weg (vgl. donga) |
slagter | slagerij |
slapskyf | floppy disk |
slaptjips | patates frites (dikwijls met azijn en zout erover) |
sleg | niet goed meer (melk, boter) (vgl. kês) |
slegmaak (iemand) | over iemand roddelen |
slegsê | roddelen, kwaadspreken: ook slegmaak |
slenterdrag | vrijetijdskleding |
slukderm | slokdarm |
smous | marskramer |
snaaks | grappig, vreemd, raar |
sneesdoekie | papieren zakdoek zie ook snesie |
snelskrif | steno |
snesie | zakdoek (zie ook sneesdoek) |
snoek | barracuda-/makreelachtige, baarsachtige (Perciiformes) zeevis die als lekkernij wordt beschouwd (ondanks de vele graten) (Scomberomorus Leopardus) |
snoesig | gezellig, behaaglijk |
Snor City (gemeenz.) | Pretoria |
sny (ww.) | snijden, knippen |
sny (zn.) | snee |
so voegw. | zo; dus "Ons probeer om 'n oplossing te vind, so dankie vir u geduld" = "Wij proberen een oplossing te vinden, dus bedankt voor uw geduld") |
soek | zoeken, moeilijkheden zoeken, tarten |
soetkoek (soos - ) | (uitdr.) als zoete broodjes, ("hierdie boek lees soos soetkoek" = dit boek kun je verslinden / "die nuutste iPods verkoop soos soetkoek" = de nieuwste iPods gaan als zoete broodjes van de toonbank) |
soetrissie | paprika |
soggens | 's morgens, 's ochtends |
sokker | voetbal |
sokkerspan | voetbalteam |
sokkie | discoën, ongebonden, vrijelijk dansen zoals op feestjes: huppen op de maat |
sokkiejol | feestje, partijtje waar zo wordt gedanst |
somer | zomer |
sommer | zomaar, zonder bijzondere reden; ook sommerso ("Ons jol sommer vir die pret" = we vieren feest, gewoon voor de lol) |
sonar | echo(-grafie) |
sonde | zonde, ruzie |
sonkamer | serre |
sononder | zonsondergang |
sonop | zonsopgang |
sonsambreel | parasol (vgl. sambreel) |
sonstrepe | coup soleil |
soos | (zo)als (zo groot als... = so groot soos; net als = net soos) (vgl. nes) |
sop | soep |
sopie | borrel, drankje (vgl. dop, regmakertjie) |
sosatie | sateh, saté |
sous | saus; jus |
soutpiel | beledigende benaming voor een Engelssprekende (vgl. rooinek) |
souttert | hartig gebak |
span | team |
spangees | teamgeest |
spandeer | uitgeven (geld), doorbrengen (tijd) |
spanspek | meloen (niet watermeloen) |
speek | spaak |
spek | ontbijtspek, bacon |
spekboom | spekboom: soort succulente struik van de posteleinfamilie, Portulacaria afra |
spens | voorraadkast/-kamertje |
spertyd | sluitingsdatum voor kopij |
speurder | detective |
speurverhaal | detectiveverhaal |
spieëltafel | toilettafel |
spiesgooi | speerwerpen |
spindroër | centrifuge |
spinnekop | spin |
spoedbeperking | maximumsnelheid |
spoedlokval | snelheidscontrole |
spog | opscheppen, pochen |
spookasem | suikerspin |
spore maak | hard weglopen |
sprinkaan | sprinkhaan |
springmielies | popcorn |
sprinkaan | sprinkhaan |
spruit | beekje |
spuls, speels (paarden) | tochtig |
staanspoor | (uit die-) onmiddellijk |
staatmaker | iemand op wie men staat kan maken |
stad | stad |
stadig | langzaam ('langsaam' is erg ongebruikelijk) |
stadsaal | gemeentehuis, stadhuis |
stadsraad | gemeenteraad |
stamp | stampen, stoten (ek het my kop gestamp) |
stap | lopen, wandeltocht of trektocht maken Vgl. 'loop' |
staptoere | wandeltochten |
stasie | station |
stasiewa | stationcar |
stat (mv. statte) | traditionele Zoeloenederzetting |
steeds | nog steeds |
steek (plat) | geslachtsgemeenschap hebben |
steen | (zelfst. nw.) steen (verheven taalgeb.: 'Die steen des aanstoots'), edelsteen, baksteen; (bijv. nw) stenen. In het Afrikaans kent men het woord 'steen,' voor alle handgemaakte, gefabriceerde (bouw-, bak-, edel-)stenen. 'Klip' gebruikt men voor alle overige betekenissen. Klip betekent dus 'een stuk steen', 'een steen', zoals je die in de natuur aantreft. Vgl. 'klip'. |
steggie / stiggie | stekje (v.e. plant) |
steke | hechtigingen |
stertke | sterkte; succes "Sterkte met die eksamens!" = "Succes met de examens!" |
steur, jou ~ aan | storen, zich storen aan ("Ek steur my aan jou bespotlike kleredrag") (vgl. 'traak' en 'stoor') |
stiksienig | kortzichtig |
stingel | stengel |
stoep | veranda |
stofpad | ongeteerde weg (vgl. grondpad) |
stokalleen | helemaal alleen |
stokkiesdraai | spijbelen |
stokkiestert | stokstaartje (ook mierkat of meerkat genoemd in het Afrikaans; soort mangoest [civetkatachtige; viverridae] die rechtopstaand de wacht houdt) |
stokperdjie | hobby |
stoof | fornuis |
stoor | opslaan, voorraad aanleggen (vgl. 'bêre' en 'steur') |
stoot | duwen (vgl. stamp) |
stootwaentjie | wandelwagentje |
storm, mv. storms | storm, mv. stormen |
stort(-bad) | douche |
stouter | stouterd |
strokie | kassabon |
strokiesverhaal | stripverhaal |
strooitjie | rietje |
stry | strijden; disputeren |
stuitig | dwaas, gek |
stuitigheid | dwaasheid, gekheid |
suiping | drinkplaats voor dieren |
suring | klaverzuring (Engels 'sorrel'; oxalis) |
suster | gediplomeerd verpleegster |
suurlemoen zn. | citroen Vgl. 'lemoen', 'lemmetjie' |
swaai | zwaaien (heen en weer), schommelen |
sweetpak | trainingspak |
swemklere | zwempak |
swot | (hard) studeren, blokken |
sykouse | nylons |
sypaadjie | trottoir |
T | |
taakspan | taakgroep, taakeenheid |
ta-ta | tot ziens Opm.: Het aan het Engels ontleende 'ta-ta' wordt nooit door mannen gebruikt maar juist door vrouwen. |
tabberd | (sjieke) japon, (sjieke) jurk |
tafeldoek | tafelkleed |
tak | filiaal (bv. van bank), afdeling |
takbestuurder | manager van bijkantoor |
takbok | hert Opm.: Naast het woord takbok heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord bestaan. Het werd vervangen door takbok, wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen. Een oorspronkelijk, niet-geleerd woord voor hert leeft nog voort in de naam van het inheemse 'hartebees', dat de vroege kolonisten aan het Europese hert deed denken (zie aldaar). |
takhaar | verwilderde persoon met lange klittende haren |
takkantoor | bijkantoor |
tamatie | tomaat |
tandefee | 'tooth-fairy'; sprookjesfiguur die gewisselde tandjes van kinderen ophaalt |
tannie | enigszins verouderde aanspreekvorm voor oudere dame: mevrouw ("Sal tannie dalk tee wil hê?") |
tap -ww | uit een kraan of tap (laten) stromen Opm.: In tegenstelling tot in het Nederlands, wordt dit werkwoord ook vaak onovergankelijk gebruikt: "Daar tap stadig koffie uit die fles" = "Er komt langzaam koffie uit de thermosfles" |
tarentaal | parelhoen |
tas | koffer Vgl. 'sak' |
te kere gaan | te keer gaan |
teater | bioscoop, operatiekamer |
teatersuster | operatiezuster |
teef | slet (>Eng. 'bitch'), verder hetzelfde als in het Nederlands |
teel | fokken |
teelmerrie | fokmerrie |
teen, teën | tegen |
teen-, teë- | tegen- (teendeel, teëpraat [= tegenspreken]) |
teenliggaam | antistof |
teenswoordig | tegenwoordig, aanwezig |
teerpad | geasfalteerde weg |
teetyd | thee-/koffiepauze |
teiken | (zn.) doelwit; (ww.) de pijlen richten op, zich richten op |
teken | teken; bord (verkeersbord, bord met opschrift) |
tekkie | gympie, gymschoen |
teller | kassier |
teneergedruk | 'depri' |
tentatief (tentatiewe) | voorlopig |
terg | plagen |
tering | tuberculose |
tert | taart, gebak; (fig) slet, vrouw van lichte zeden |
t-hemp | t-shirt |
tiekiedraai | rondedans |
tier - zn. | tijger Opm.: Ten onrechte wordt met tier soms ook het luipaard aangeduid |
tierboskat - zn. | serval (een katachtige: Leptailurus serval) |
tierkat - zn. | poema |
tikmasjien | typemachine |
tikster | typiste |
tjaila | ermee ophouden, stoppen met werken voor de dag |
tjank | janken |
tjap, stempel | stempel |
tjek (rekening) | cheque (rekening) |
tjello | cello |
tjommie | maatje, gabber, goede vriend |
tjoepstil | doodstil |
tjops | speciale stukken varkensvlees voor op de braai (vgl. 'karmenaadjies') |
tjorrie | oude vrachtwagen |
toebalkon | dichtgenouwd balkon |
toebroodjie | sandwich |
toedraai ww. | inpakken (met papier) "Sjoe, maar hierdie geskenkie is mooi toegedraai, hoor!" = "Jeetje, dit cadeautje is mooi ingepakt, zeg!" |
toeka se dae (uit-) | van vroeger (ook: uit hoeka se dae) |
toelaat ww. | toelaten; toestaan; toestemming krijgen om... Opm. In het Afrikaans hoort men zelden 'toestaan'; met zegt eerder 'toelaat' waar men in het Nederlands 'toestaan' zou zeggen. Bijvoorbeeld: "Ons kan nie sulke gedrag in die Nuwe Suid-Afrika toelaat nie" = "Wij kunnen zulk gedrag in het Nieuwe Zuid-Afrika niet toestaan" / "By hierdie vergadering word net swart joernaliste toegelaat" = "Bij deze vergadering worden slechts zwarte journalisten toegelaten" / "Toeriste word toegelaat om die land verlaat" = "Toeristen krijgen toestemming om het land te verlaten" |
toet | lang geleden |
toetentaal | geheel en al |
toiings | aan flarden gescheurde kleren |
tokkelossie, tokkelos, tokkelosj | kleine fabelfiguur die 's nachts je bed inkruipt om je te wurgen |
toneel | toneel; plaats (v.e. misdaad, gebeurtenis) |
toom | bit (deel v.h. hoofdstel voor in de bek v.e. paard) |
toor | toveren |
toordery | toverij / tovenarij |
toordokter | toverdokter |
toornaar | tovenaar |
toring | toren; toorn |
torring | tergen, kwellen (aan iemand torring = iemand kwellen, lastigvallen) |
tou opgooi | de moed laten zakken |
toustaan | in de rij staan |
touwys maak | iemand ergens mee bekend maken (een land, stad) |
traak | storen, 'raken' (Dit traak my nie = het stoort mij niet - vgl. 'traak-my-nie-agtig' en 'traak-my-nie-agtigheid' en 'steur') |
traak-my-nie-agtig; traak-my-nie-agtigheid | onverschillig, onvermurwbaar, (ten onrechte) onkwetsbaar; onverschilligheid, onvermurwbaarheid, de illusie dat je onkwetsbaar bent ("hierdie siniese man het 'n traak-my-nie-agtige houding") |
treffer | hit (muziek) |
trek | verhuizen (denk maar aan Die Groot Trek in 1838) |
trek | zone |
trekklavier | accordeon |
trek op | op iemand lijken |
troeteldier | huisdier |
tromme | drums |
tru! / troei! | terug! (tegen paarden, ossen) |
trurat | versnelling voor achteruit |
truspieël | achteruitkijkspiegel |
tuimeldroër | droogtrommel |
tuinmaak | tuin aanleggen |
tuis | thuis (bijw.) |
tuis gaan | logeren |
tuiste | thuis (zelfst.nw.); tehuis, onderkomen |
Tuk (mv. Tuks) | student van de Universiteit van Pretoria |
twak | tabak; ook: nonsens |
tweegatjakkals | doortrapte meeprater |
tydperk | periode Opm.: Wat in het Nederlands 'tijdperk' betekent, is in het Afrikaans 'era'. Het Afrikaanse 'tydperk' kan ook, bijvoorbeeld, een tijdspanne van twee maanden beslaan, en niet miljoenen jaren, zoals in het Nederlands. ("In die tydperk van einde Mei tot einde Junie het ons reën gehad.") (Vgl. 'era') |
U | |
ui | ui |
uintjie | inheems bolgewasje, vernoemd naar Ned. 'ajuin' |
uitdruk | uitdraai (PC) |
uitgetel | moe, uitgeput |
uitgevat | (deftig) chique gekleed |
uithaler | voortreffelijk |
uithangplek | uitgaansgelegenheid |
uitken | identificeren |
uitklim | uitstappen; tegen (een berg) opklimmen; uitklimmen |
uitlander | buitenlander |
uitlos | met rust laten |
uitlos | met rust laten ('Los my uit!' 'Jy moet die vroumense uitlos') |
uitoorlê | overtroeven |
uitrusters | kledingwinkel |
uitsaai | uitzenden (radio/tv) |
uitsaaikorporasie | omroepstichting |
uitsak (die reën -) | het regent |
uitstalkas | vitrine, etalage |
uitstalling | expositie, tentoonstelling |
uittree | aftreden |
uitvat | uitdossen |
uitveër | gommetje |
V | |
vaak / vakerig | slaperig Opm.: In Nederland, Katwijk, is dit woord ook heel gebruikelijk om er 'slaperig' mee uit te drukken. De algemeen-Nederlandse betekenis van 'vaak' (dikwijls) moet in het Afrikaans met 'dikwels' of 'baie' uitgedrukt worden (zie aldaar). |
vaar | varen (ook: presteren "Hoe het die sokkerspan gevaar?" |
vadoek | theedoek |
valskerm | parachute |
van | achternaam |
vandeesweek | deze week |
vanieljegeursel | vanille essence |
vanoggend (spr. 'va-oggend') | vanochtend, vanmorgen, deze ochtend ("Goeiemôre! Hoe gaan dit met jou vanoggend?") |
vanslewe/vammelewe | van vroeger |
varing | varen (zelfst.nw) |
vark | varken |
varkoor/varkblom | aronskelkachtige (>varkensoor); Zantedeschia aethopica |
varktjop | varkenskarbonade |
varkvleis | varkensvlees |
vars | vers, fris, jofel |
vas | stevig, vast, snel |
vasbrand | vastlopen |
vasbyt | Volhouden, doorzetten |
vasgevang | gevangen |
vaskeer | in het nauw drijven |
vassteek (in die modder-) | vast blijven zitten; ook vastmaken (met spelden) |
vastrap | snelle dans |
vastrapplek | steunpunt |
vasval | in de modder vastzitten |
vasvat | stevig vasthouden |
vasvrawedstryd | quiz |
vat | pakken, nemen, vatten, snappen/begrijpen |
vatlappie | pannenlap |
vatterig | handtastelijk, plakkerig, te aanhalig |
vee / veeg | vegen |
veër | bezem |
vel | huid Opm.: Het Afrikaanse woord 'huid' betekent in het Nederlands alleen gevilde dierenhuid Vgl. 'huid' en ' kopvel' |
veldfliek | bioscoop in de open lucht (vgl. inryteater) |
veldtog | veldtocht; campagne "Ondersteun ons verkiesingsveldtog!" |
veloorplanting | huistransplatatie |
velskoene | leren, effen schoenen met zachte zolen |
verband ('n- op jou huis) | hypotheek |
verbandkoers | hyptheekrente |
verbruiker | conument |
verbypad | snelweg om een stad |
verbysteek | passeren |
jou vererg (verêre) | zich ergeren |
vergasser | carburateur |
vergek; vergek hou | voor de gek houden |
verhoog | toneel, podium |
Verhoogvrees/plankevrees | plankenkoorts |
verkeerskonstabel | verkeersagent |
verkeerswisselaar | knooppunt |
Verkies | prefereren, liever hebben |
verklaring | aangifte doen bij de politie |
Verkleurmannetjie | kameleon |
Verknorsing | moeilijkheid |
verkoeler | radiateur |
verkoopsbestuurder | salesmanager |
verkoopsdame | verkoopster |
verkyker | verrekijker (het Afrikaans kent dus niet dat nep-Zuid-Afrikaanse woord 'loerpypie'!) |
verlaas | voor het laatst |
verlangs | ver (inz. verre familie) "Paul Kruger is verlangse familie van my" |
verleë | in verlegenheid gebracht |
vermaaklikheid | amusant |
vermaan | vermanend spreken " 'Moenie dit sê nie!', vermaan sy hom" = "'Je mag dat niet zeggen!', zei ze hem vermanend" |
vermoë | vermogen dravermoë = draagvermogen |
verneuk (gemeenz.) | bedriegen |
verpes | verachten ("Ek verpes leuenaars" = "ik veracht leugenaars") Vgl. 'bederf'. |
verrinneweer | verwoesten (vgl. rinneweer) |
vers | vaars |
versiersuiker | poedersuiker |
verskoon my asseblief | excuseert U mij alstublieft |
verslankingskuur | vermageringskuur |
verspot | gek, lichtzinnig, melig Vgl. mallerig, mal, katools |
verstaan | verstaan; ook: begrijpen |
versteek | verbergen, verstoppen Opm.: Dit woord wordt, met 'wegsteek', gebruikt waar men in het Nederlands gewoonlijk 'verstoppen' zou zeggen: "Hy het 'n mes in sy tasse versteek, maar die doeane het dit nie opgemerk nie" = "Hij had een mes in zijn koffers verstopt, maar de douane had het niet opgemerkt" "Die huis is versteek agter digte struike en bome" Vlg. 'wegsteek', 'wegkruipertjie', 'verstop' |
verstop | dichtstoppen, dichtslibben, dichtgeraken, verstoppen Opm.: Dit woord wordt, uitsluitend in de zin van 'de doorgang verstoppen' gebruikt, en heeft dus niets met 'verbergen, wegsteken' te maken. : "Die buis is verstop met dik olie" "Almal se dreine sal verstop raak" = "De waterafvoerbuizen van iedereen zullen verstopt raken" Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'wegkruipertjie' |
vertikale blindings | lamellen |
vertoonkamer | showroom |
verversings | versnaperingen, voedsel |
vervies (jou - oor) | kwaad worden, zich zeer ergeren aan (vgl. vererg) |
verwysingsraamwerk | referentiekader |
vet (bijv. nw.) | dik (van mensen) |
vet (zelfst. nw.) | vet |
vetkoek | traditioneel gerecht van hompjes deeg uit tarwemeel, water, gist en zout, gefrituurd in olie en dikwijls doormidden gesneden en gevuld met kerriegehakt of iets anders hartigs. Het smaakt als oliebollen. Vgl. 'koeksister' |
vetterig | vettig, vet (ook van haar) |
vierrigtingstop | kruising zonder voorrang |
vierspoedratkas | vier versnellingen hebbende versnellingsbak |
vies | kwaad |
vigs (verworwe immuniteitsgebreksindroom) | aids |
vingeralleen | moederziel alleen |
vingerete | koud of warm buffet |
vinnig | snel |
vir | voor; tegen, naar, om, aan, 'voorwerpswoord' Opm.: Vir wordt veel meer gebruikt dan het Nederlandse 'voor', omdat het meer betekenissen heeft. Hier komt de verklaring: voor: "Hierdie koppie koffie is vir oupa" = Dit kopje koffie is voor opa" tegen: "Moenie vir my lieg nie" = "Je moet niet tegen mij liegen" tegen: "Jy kan dit maar vir my sê, hoor" = "Tegen mij kun je het zeggen, hoor" naar: "Ek geniet dit so om om vir jou te kyk" = "Ik geniet er zo van om naar jou te kijken" naar: "Nou moet jy mooi vir my luister, boetie!" = "Luister jij eens goed naar mij, jochie!" om: "Lekker lag ek nou vir jou aksent" = "Ik moet zo om jouw accent lachen" aan: "Gee dit asseblief vir my, en nie vir hom nie" = "Geef het alsjeblieft aan mij, en niet aan hem" (bij benadrukking van de meewerkende voorwerpen) aan: "Ek het dit mos vir hom gesê" = "Ik heb het nog aan hem gezegd" niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Gee gou-gou vir my die biltongmessie" = "Geef (aan) mij gauw het biltongmesje" niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Ek het vir hulle gevra of ons skoon komberse kan kry" = "Ik heb (aan hen) hun gevraagd of we schone dekens kunnen krijgen" niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Ken jy vir Christo?" = "Ken jij Christo?" niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Moenie vir my slaan nie, dit was nie ek nie" = "Je moet mij niet slaan, ik was het niet" Deze laatste, in het Nederlands onvertaalbare betekenis vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in het Maleis-Portugees uit de begindagen van het Kaapse Hollands, dat later tot het Afrikaans zou uitgroeien. Voor de leerder van het Afrikaans is het handig te weten dat je de onvertaalbare vir bij een lijdend voorwerp meer moet invoegen, naar mate er meer sprake is van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: "Ken jy vir Mandela?" kun je vertalen met: "Ken je Mandela persoonlijk?", terwijl "Ken jy Mandela?" eerder op te vatten is als: "Ben je bekend met Mandela?" In het Roemeens vindt men een soortgelijk syntactisch gebruik van een voorzetsel dat zijn eigen betekenis verliest omdat het gebruikt wordt voor het versterken van een persoon als lijdend voorwerp. Om een persoon in de accusatief te benadrukken, plaatst men er pe (dit betekent eigenlijk 'op') voor: "David l-a ucis pe Goliat" = "David heeft Goliath gedood" Dit is vergelijkbaar met de Afrikaanse zin "David het vir Goliat doodgemaak" |
vir oulaas | voor 't laatst, nog even dan |
visenteer | fouilleren |
vlag - vlae | vlag - vlaggen Opm.: de Afrikaanse meervoudsvorm met de lange 'a' komt overeen met de Hollandse meervoudsvorm 'vlagen') |
vlakvark | wrattenzwijn (inheemse, grofgebouwde zwijnachtige met wratachtige uitsteeksels aan schedel en slagtanden; Phacochoerus aethiopicus) (vgl. 'bosvark') |
vlei | moerassig gebied |
vlerk | vleugel |
vleuel | vleugel (alleen van gebouwen of groeperingen) |
vliegies | kleine vliegjes |
vliegtuig ry | in het vliegtuig zitten (vliegen) |
vloed zn. | overstroming "Verlede jaar se vloed het 254 lewens geëis" |
vloer | verdieping, vloer |
vloerlap | dweil |
voël | vogel (ook in de 'edele-delen' betekenis) |
voëlblom | Strelitzia |
voertsek! | ga weg! (>'voort zeg ik') |
voet: jou ~ ! | ben je gek/mal!; ook: "Jy is verspot! Jy is mal!" |
voetjie-voetjie - bijw. | voetje voor voetje, stapje voor stapje |
voetjie-voetjie: ~ speel - ww. | voetje vrijen (onder de tafel) |
voetoorgang | zebrapad |
voetslaanpad | wandelroute |
voggies (gemeenz.) | borrel, neut, drankje Vgl. 'dop', 'regmakertjie' en 'sopie' Dit woord is een typisch voorbeeld van een eufemistisch gebruik van een woord voor iets dat als ongezond gezien wordt. Het gaat dan ook meestal om sterke, gedistilleerde drank. 'Vochtjes' zou de betekenis van dit wat omslachtige, ondeugende woord zijn. Taboewoordvorming heeft hier z'n werk gedaan. |
volstruis | struisvogel |
voltyds | full time |
volvloermatte | vaste vloerbedekking |
vomeer, vermeer | braken |
vonkelwyn | mousserende wijn, zoals champagne, op de Méthode Champenoise gebrouwen |
vonkprop | bougie |
voor | vóór |
voor | sloot |
voorkeer | tegenhouden |
voorkom - ww. (klemtoon op voor-) | overkomen, lijken, de indruk wekken Opm. Aangezien het Afrikaanse werkoord 'lyk' reeds de betekenissen van het Nederlandse 'er uitzien, lijken op', heeft 'voorkom' de betekenis die wij aan Ned. 'lijken' toekennen'. "Sy opmerkings kom ondeurdag voor, maar hulle is nie" = "Zijn opmerkingen komen ondoordacht over / lijken ondoordacht, maar zijn het niet" |
voorkoms - zn. | uiterlijk |
voorskrif | (dokters) recept |
voorskoot | schort |
voorstad | buitenwijk |
voorste | vooraanstaande |
voorstedelike trein | trein naar de buitenwijken |
voort; voort- | verder, voort; voort-, verder- door- Opm.: het woord wordt vaker gebruikt en de betekenis is er breder dan in het Nederlands. Dit komt doordat het Afrikaanse 'verder' meer 'daarnaast', 'overigens' en de vergrotende trap van 'ver' betekent. Gebruik 'voort-' ook in verbindingen waar wij 'verder-' of 'door-' zouden gebruiken: "Doen so voort!" = Ga zo verder! (compliment) / "Ek gaan voort met my werk" = Ik ga door met mijn werk / "Die finansiële verknorsing duur voort" = De financiële problemen duren voort) (Vgl. 'vort') |
vorentoe | vooruit, in de toekomst |
vorm, vorms (meervoudsvorm) | vorm, vormen (mv.) / formulier, formulieren (mv.) |
vort | ervandoor; ~ wees met = ervandoor zijn met ("Nou is die dief vort met my motor!" / "En dan is dit weer vort." = En dan moeten we er weer vandoor. / "In Augustus is ek vort Port Elizabeth toe.") (Vgl. 'voort', 'waai') |
vrek | doodgaan (dieren) |
vrekte | sterfte (onder dieren) "Daar is vrekte onder my beeste" |
vries | vriezen |
vroetel | wroeten |
vrot | (ver)rot; slecht |
vrotsig | naar ('n vrotsige kêrel) |
vrug | vrucht |
vrugte | fruit |
vrugteboord | boomgaard |
vrugtekelkie | fruitcocktail |
vrykamer | logeerkamer |
vryskut joernalis | freelance-journalist |
vryspring | ontkomen aan |
vuil | vies, vuil |
vuilgoed | de vuile was |
vul | veulen |
vullis | vuilnis (vuilis is in het Afrikaans een scheldnaam voor een persoon van laag allooi) |
vulstasie, petrolstasie | tankstation |
vurk | vork |
vuurhoutjie | lucifer |
vuuryster | pook |
vyg, vy mv. vye | vijg, vijgen mv. (Vyg is de gewone, bekende, eetbare vijg (Ficus). Vygie en vy, daarentegen, is een verzamelnaam voor de talrijke vetplanten die tot de familie der Aizoaceae [voormalige Mesembryanthemaceae] behoren en straalbloemen hebben. Denk bijvoorbeeld aan de hottentotvijg = hotnotsvy of suurvy) |
W | |
wa | wagen |
waai | waaien, zwaaien (met hand) |
waai (gaan ~ ) | weggaan, vertrekken ("Ek gaan nou waai!" = Ik ga nu weg!) (Vgl. 'vort') |
waaier | ventilator |
waarborg | garantie |
waatlemoen | watermeloen (vgl. spanspek) |
waffers (nie - nie) | niet erg mooi |
walgooi (teen iets-) | proberen tegen te houden |
wapenlisensie | vuurwapenvergunning |
warmerig | nogal warm |
warmfles | thermofles |
wasgoeddraad | waslijn |
wasgoedpennetjie | wasknijper |
waterblommetjie | Kaapse waterlelie, wateraar (Aponogeton distachyos) Het plantje drijft op het water en draagt mooie, witte aartjes als bloeiwijze) |
waterblommetjiebredie | traditioneel gerecht bereid uit de Kaapse waterlelie (Aponogeton distachyos) |
watwonders | buitengewoon ('n watwonderse kêrel) |
weduwee | weduwe |
weeksdag | doordeweekse dag |
weens | wegens |
wegkruipertjie - ~ speel | verstoppertje spelen Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'verstop' |
wegneemetes | take-away-dinner, eten om mee te nemen |
wegskram (vir iets) | terugdeinzen |
wegsteek | verbergen, wegsteken, verstoppen Opm.: 'verstop' heeft in het Afrikaans een andere betekenis (zie aldaar). Vlg. 'versteek', 'verstop', 'wegkruipertjie' |
welsand, willesand | drijfzand |
wen | winnen (spel), verslaan |
werf | erf, werkplaats bouwplaats ("bouwerf") |
werk | werk |
werk / werke | werk; baan / banen (dus: 'Ek het geen werk nie') |
werskaf - ww. | druk bezig zijn ("Ek het die hele dag in die kombuis gewerskaf", "Ons woel en werskaf so om voor sewe uur klaar te wees") |
wewenaar | weduwnaar |
wildebees | gnoe |
wil-wil - ww. | aarzelend willen ("Die son wil-wil deurkom, maar die winter is nog nie verby nie") |
wildehond | jakhalshond |
win | (in)winnen, iets op iemand overwinnen |
wingerd | wijngaarde, druivenplant |
wingerdstok | wijnstok |
winskopie | koopje, aanbieding |
wisselaar | knooppunt (verkeer) |
witblits | gedistilleerde (60%) Boeren-kruidendrank (vgl. mampoer |
witgatboom | boomsoort met gele onderkant (Boscia albitrunca) |
witseerkeel | difterie |
wittebrood - zn. | huwelijksreis, wittebroodsweken Ons was op wittebrood in Mauritius. Dit was heerlik. = Wij waren op huwelijksreis in Mauritius. Het was heerlijk.) |
woema | kracht, pit, energie ("Hy is 'n man vol woema") |
wonder (ww.) | zich afvragen (Ek wonder wat gaan aan = Ik vraag me af wat er aan de hand is) |
wonderlik | fantastisch, geweldig |
woonstel | flat, appartement |
woonstelblok | flatgebouw |
woonwa | caravan |
woonwapark | camping |
woordverwerker | tekstverwerker |
worg | wurgen / worgen |
worries | zorgen, problemen Dit woord is niet officieel en beperkt zich tot jongerentaal en slang |
worsrolletjie | broodje worst |
wraggies | heus, echt, waarachtig, warempel (Maar wraggies, my vriend, julle gaan swaarkry" = "Maar echt, mijn vriend, jullie gaan het zwaar krijgen" |
wurm, wurms | worm, wormen |
wyfiekat | poes, vrouwtjeskat |
wyfieleeu | leeuwin |
wys | (ww.) laten zien, (ver-)tonen ("Ek sal jou ´n bietjie wys hoe om dit te doen" = "Ik zal je even laten zien hoe je het moet doen" "Ons nuwe televisiestasie sal net kinderprogramme wys" = Onze nieuwe televisieomroep zal alleen maar kinderprogramma´s vertonen") |
wyster, wyser | wijzer (op een klok) |
X | |
X-strale | röntgenstralen |
Y | |
yskas | koelkast |
ys | (zn.) ijs; (ww.) vriezen |
yslik | (bijv. nw.) grimmig, vreselijk |
ystervark | stekelvarken |
ystervarkpatat | klimplant die verwant is aan en gelijkt op de heggerank Kedostris nana van de komkommerfamilie Cucurtibaceae) uit de Oostkaapprovincie. Tweehuizig, groene bloemetjes, vlezig blad, rankende stengels, dikke wortelknol |
Z | |
zebrastrepe | zebrapad |
zol | joint, stickie (drugs) ("Fanie, ons moet gesels. Daai is nie braaikruie se ruik nie. Ek kén die ruik van 'n zol."= "Fanie, we moeten praten. Dat is niet de geur van barbecuekruiden. Ik kén de geur van een joint.") Vgl. 'dagga', 'boom' en 'skyf' |
Zuid-Afrikaans - Nederlandse woordenlijst