woensdag 22 juni 2011

Zuid-Afrikaans - Nederlandse woordenlijst









Alfabetische Woordenlijst (Zuid-)Afrikaans - Nederlands



Zuid-Afrikaans - Nederlandse woordenlijst

Dit is de grootste (Zuid-)Afrikaans-Nederlandse woordenlijst op het internet, amengesteld door Marcel Bas. Marcel Bas geeft, onder andere, Nederlandse les aan Afrikaanstaligen en Afrikaanse taalles aan Nederlands- en Duitstaligen en hij is onder meer vertaler van het Afrikaans.

U zult hier voornamelijk de van het Nederlands afwijkende woorden, bestaande woorden en vooral in zwang zijnde woorden vinden. Dus niet vele onder Nederlanders en Vlamingen overbekende nepwoorden als 'loerpypie', 'amperbroekie', 'kokkie', 'hysbakkie', of ongein als 'stront-in-die-broekie'. Dit zijn meestal verzinsels die eerder aangeven dat Nederlandstaligen weinig weten van het Afrikaans en de taal niet serieus nemen. Het Afrikaans is wel leuk, maar het is geen slang of een soort grappenmakerscreools.

Indien er in deze woordenlijst iets uit de slang staat, dan heb ik er gemeenz. of plat of slangbij vermeld.

Als voorproefje van wat het Afrikaans wel en wat het niet is, ziet u hier nu een aantal woorden waarvan Nederlanders en Vlamingen vaak denken dat ze echt bestaan:

  • 'Loerpypie' (NL: verrekijker) is in het Afrikaans gewoon 'verkyker';

  • 'Amperbroekie' (NL: tanga(-slipje)) is in sommige kringen gewoon een 'g-string', maar meestal een deurtrekkertjie. Ook ´leuk´, toch?

  • 'Kokkie' en 'Hysbakkie' (NL: kokje en liftje) (allemaal uit een hardnekkig bekende reclame van Knorr uit 2007) zijn gewoon 'kok' en 'hysbak'. De Nederlanders maken toch ook niet constant gebruik van hun verkleinwoorden?

  • Uit diezelfde reclame komt 'Pletterpet' (NL: veiligheidshelm). Dit woord is in normaal Afrikaans gewoon veiligheidshelm, maar voor de grap zegt men ook wel pletterpet.

  • Ook een hardnekkig misverstand is dat de Zuid-Afrikaan 'kan-nie-sink-nie-skippie' voor 'onderzeeboot' zou zeggen. Maar ook in het Afrikaans zegt men gewoon duikboot en, minder, onderseeboot.

  • En dan het onverklaarbare 'stront-in-die-broekie' (Nl: diarree). Dat is gewoon 'diarree' in het Afrikaans.

    Zoals U ziet, een normale, volwaardige taal. 'Loerpypie' en 'stront-in-die-broekie' bestaan niet eens. Maar dat mag de pret niet drukken. U zult in deze lijst echter genoeg bijzondere woorden en vormen aantreffen!

    Bij begrippen die verwarring kunnen veroorzaken (zoals wat het verschil is tussen 'arties' en 'kunstenaar', of wat 'steen' betekent) heb ik voorbeeldzinnen bedacht die de betekenis duidelijker moeten maken. Verder ben ik bij veel woorden ingegaan op de geschiedkundige, etymologische, sociale en culturele achtergrond.





  • Vir soek: druk Ctrl + f
    Voor zoeken: toets Ctrl + f.



    Afrikaans


    Nederlands

    aalwee, aalwyn - zn aloë
    Vgl. 'Kanniedood'
    aanbied aanbieden, presenteren
    aanbieder presentator (radio, TV)
    aand - zn avond
    aandete - zn avondeten
    aangaan gebeuren; verder gaan / voortgaan; betreffen
    ("Wat gaan hier aan?" = Wat is er hier aan de hand? / "Vir sover as dit my aangaan..." = Wat mij betreft... / "Dit het so vir 'n halwe dag aangegaan." = Het ging zo'n halve dag door.)
    aanhou doorgaan (met), voortgaan (met), blijven doen, aan de lijn blijven (telefonisch), geduld betrachten
    "Hou aan, asseblief" = "Blijft u even wachten, alstublieft / Blijft u aan de lijn alstublieft"
    "Dit hou aan reën" = "Het blijft regenen"
    aanmeld - ww. (zich) aanmelden, inchecken (ook op luchthaven)
    aanpiekel (met moeite) dragen, vervoeren; gaan, lopen
    aansitterig aanstellerig, overdreven emotioneel
    Opm.: De Nederlandse zin "Stel je niet aan" wordt dan ook als "Moenie so aansitterig wees nie" vertaald en niet als "Moenie jou aansit nie" of iets dergelijks.
    aanskakel aanzetten, aandoen, inschakelen
    Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'aandoen, aanzetten': "Skakel die televisie aan, asseblief" en "Ek het nou die motor aangeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor aangedaan"
    'Aansit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd.
    Vgl. 'afskakel'
    aansoek - zn verzoek, sollicitatie
    aansteeklik besmettelijk (ziekte)
    aap;
    uitdr.: Die ~ uit die mou laat
    aap;
    uitdr.: Een geheim verklappen
    aar (koren-)aar; ader - zn
    aardig onaangenaam, naar, misselijk, zich niet lekker voelend; ongemakkelijk, slecht, gegêneerd, beschaamd; irritant, aanstotelijk; aanzienlijk, groot
    Zie verder bij arig, met verdere uitleg over deze voor het Nederlands ongebruikelijke betekenis
    aartappel, ertappel - zn aardappel
    aartappelskyfies - zn patates frites; chips
    (vgl. 'slaptjips')
    aasvoël - zn gier
    Vgl. 'gier'
    abba op de rug dragen
    abuis verkeerd, niet juist, 'er naast', abuis
    (Ek is ~ = Ik heb het mis, ik zit ernaast)
    ablusieblok - zn toilet- en wasgelegenheid op een camping
    afdelingswinkel - zn warenhuis
    afdraaipad - zn afrit, afslag
    afdraand(e) - zn zn. helling (naar beneden); bijw. bergafwaarts
    (vgl. 'opdraand(e)')
    affodil - zn narcis
    afklim uitstappen (bus e.a.)
    afneem afnemen, fotograferen
    affêring, affêre - zn affaire
    afgehaal voel (ek voel afgehaal) zich beledigd, vernederd voelen
    afhaal afhalen, afdoen, afzetten
    ("Hy haal sy helm/hoed van sy seuntjie se kop af" = "Hij neemt zijn helm/hoed van het hoofd van zijn zoontje af"; "Haal jou boeke af" = "haal je boeken er vanaf"). Vlg. 'ophaal' en 'oplaai'
    afklim uitstappen (bus e.a.)
    afneem afnemen, fotograferen
    afrigter - zn trainer
    afskakel uitzetten, uitdoen, uitschakelen
    Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'uitdoen, uitzetten', 'uitschakelen': "Skakel die televisie af, asseblief" en "Ek het nou die motor afgeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor uitgezet"
    'Afsit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd.
    Vgl. 'aanskakel'
    aftorring aftornen
    aftree met pensioen gaan
    aftree-oord - zn complex met bejaardenwoningen
    aftrek aftrekken (geen seksuele connotatie), naar beneden trekken, downloaden
    iemand se aandag aftrek = iemands aandacht afleiden
    aftrekorder - zn machtiging tot automatische afschrijving
    aftrekplek - zn parkeerplaats langs de snelweg (dus geen zgn. 'afwerkplek'!)
    afslag zn. korting
    Opm.:Hoewel in het Afrikaans zowel het woord korting als afslag bestaat, wordt afslag vaker gehoord. In het Nederlands is dit net andersom, en wordt 'afslag' meer bij grote bestellingen (bij `bulk´, bijvoorbeeld) of bij groothandels gebruikt.
    "By hierdie grootmaatbestelling het ek 'n goeie afslag gekry" = "Op deze bulkbestelling heb ik veel korting/afslag gekregen"
    "Kry nou afslag by jou reis na Europa!" = "Krijg nu korting op je reis naar Europa!"
    afslag ww. villen
    afsterwe (verh.; arch.) doodgaan, overlijden; (modern Afr.) contact verliezen met vrienden, familie, kennissen ("Hy het sy vriende afgesterf vandat hy oorsee gaan bly het")
    agtermekaar voor elkaar, in orde
    agterste (plat) - zn achterwerk
    aikona, aikôna, haikôna nee!, helemaal niet!, over m'n lijk!
    aitsa! uitroep van verbazing
    akkedis - zn hagedis
    akkerboom - zn eikenboom
    albaster, albastertjie - zn knikker
    algemene handelaar - zn soort 'Winkel van Sinkel'
    alikreukel / arikreukel / arikruik / alikruik - zn 'alikruik'; grote zeeslak die zich op rotsen ophoudt (Turbo sarmaticus)
    alleenloper, enkelloper zn vrijgezel, alleenstaande
    alleenlopend, enkellopend bijv. nw. vrijgezel, alleenstaand
    almal iedereen, elkeen, allen
    Opm.: In tegenstelling tot het Nederlands, gebruikt het Afrikaans 'almal' als het onderwerp in een zin, terwijl het in het Nederlands enkel een onbepaald telwoord is dat aan het onderwerp toegevoegd wordt (wij, jullie, zij allemaal). Het Nederlandse gebruik van 'allemaal' treft men echter ook in het Afrikaans aan. De volgende zinnen moeten het bovenstaande illustreren.
    "Almal in Paterson weet waar lê Kaapstad. Maar weet almal in Kaapstad waar lê Paterson?" = "Iedereen in Paterson weet waar Kaapstad ligt. Maar weet iedereen in Kaapstad waar Paterson ligt?"
    "Suid-Afrika, waar almal tuisvoel." = "Zuid-Afrika, waar iedereen zich thuisvoelt."
    "Dit is 'n groot vrees vir ons almal." = "Dat is een grote vrees voor ons allemaal/allen."

    In het Afrikaans kent men ook' elkeen', maar dit betekent meer 'eenieder', 'iedereen afzonderlijk'. Het Engels kent deze betekenis ook, van each (one).
    Vgl. 'enigeen'
    almanak - zn kalender
    Opm.: In het Afrikaans kunnen 'almanak' en 'kalender' door elkaar gebruikt worden en betekenen ze precies hetzelfde, al wordt 'kalender' veel vaker gebruikt. Het Nederlandse woord almanak, d.i.een jaarlijkse publicatie met allerhande terugkerende informatie, is in het Afrikaans te vertalen met 'almanak'.
    amandel - zn amandel (de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis); niet de lymfeorganen achterin de keel)
    Opm.: De benaming voor de lymfeorganen achterin de keel die in het Nederlands amandelen genoemd worden (tonsillen), zijn 'mangels' in het Afrikaans (zie aldaar).
    amper bijna
    Opm.: Het Nederlandse 'amper' kan het beste benaderd worden door 'skaars' of in mindere mate 'nouliks' te gebruiken:
    amperbroekie (weinig gebr.) - zn tangaslipje
    Opm.: in plaats van 'amperbroekie' zegt men in het Afrikaans 'deurtrekkertjie' om het tangaslipje of, in het Engels, de g-string mee aan te duiden.
    amptelik officieel
    anderkant aan de andere kant / aan de overzijde
    ("anderkant die longdrop kry jy die bure se erf" = aan de andere kant van het buitentoilet vind je het terrein van de buren)
    (vgl. 'duskant' en 'oorkant')
    anderland - zn het buitenland
    ("ek wil nie in anderland bly nie; anderland se kos is so vreemd" = ik wil niet in het buitenland wonen; het eten in het buitenland is zo raar)
    angstig angstig, verlangend
    antrasietstoof - zn kolenkachel
    appelkoos - zn abrikoos
    appelliefie - zn struik met grote, eetbare, appelachtige bessen (Physalis viscosa en P. angulata)
    apteek - zn drogist, apotheek
    aptytwekker - zn aperitief
    arig naar, ongesteld; beschaamd, niet op z'n gemak; onvriendelijk, irritant, onaardig
    Opm.: In het Nederlands betekent aardig 'vriendelijk'. De voor het Nederlands tegenstrijdige betekenis van het Afrikaanse aardig en arig is eenvoudig te verklaren door te kijken naar het zeventiende-eeuwse Nederlands; algemeen betekende aerdich 'beleefd, vriendelijk' (Jan de Vries: 1971), zoals nu in het Algemeen Beschaafd Nederlands, maar in dialecten betekende het 'vreemd, eigenaardig'. Er zijn Vlaamse dialecten waar die negatieve betekenis behouden is. Daar zegt men 'aorig' om een ongemakkelijke situatie aan te duiden (G.J. van Wyk (red.), Etimologiewoordeboek van Afrikaans: 2003).
    arm (mv. arms) - zn arm, armen (ledematen)
    arme, armes - zn arme, armen
    arties - zn kunstenmaker, circusartiest, 'artist'
    Opm.: 'arties' betekent niet NL. 'artiest'. Het is dus geen musicus of een ander soort kleinkunstenaar. Men moet het eerder zoeken in het circus en bij spektakels).
    ("Dit is lewensgevaarlik om 'n sweefstok-arties se kunsies te probeer nadoen" = Het is levensgevaarlijk om de kunsten van een acrobaat te proberen na te doen). Zie verder bij 'kunstenaar'
    asseblief alstublieft
    Bij verzoek: "Vir meer inligting moet jy asseblief net die bostaande vorm invul" = Voor meer informatie verzoeken wij je het bovenstaande formulier in te vullen.
    astrant brutaal
    atjar - zn groente in azijn (maar niet hetzelfde gerecht als de Indische atjar in Nederland en Indonesië
    Awendmaal - zn (bijbels) (Laatste) Avondmaal
    B
    baadjie - zn jasje, colbert
    baadjiepak - zn mantelpak
    baai zn. baai; ww. baden, vrijetijdszwemmen
    (vgl. 'bad)
    Die Baai - zn bijnaam voor Port Elizabeth
    baaibroek - zn zwembroek
    baas - zn baas, (vero.) beleefde aanspreekvorm voor blanke
    ("'Goeiemôre, Baas', sê ou Gladman Nqumela vir die boerseun wat sowat sestig jaar jonger is as hy.")
    baba - zn baby
    babelas, babelaas, babalaas - zn kater (van drank)
    baber - zn Afrikaanse meerval (wijdverbreide Zuid-Afrikaanse zoetwatervis Clarias gariepinus)
    ('baber' stamt af van het Nederlandse woord 'barbeel')
    baie (bijw.) erg, zeer; vaak; (telw.) veel
    ("Ek het baie geslaap" / "Ek voel baie ongelukkig" / "Baie veel mense gee nie om vir omgewingsbewaring nie.")
    Opm.: veel wordt alleen gebruikt als het beheerst wordt door baie of te. Dus erg veel is in het Afrikaans 'baie veel' en niet 'baie baie', en 'te veel' is gewoon 'te veel'.

    'Zo veel' is daarentegen 'so baie', tenzij je er een stellende trap (van vergelijking) mee wilt uitdrukken:
    "Ek dink so baie aan ons samensyn in Clifton..."
    "Daar is so baie mense op die Strydomplein vandag."
    (soms hoor je hier ook so veel)

    Maar:
    "As 'n volk het ons net so veel reg op selfbeskikking as ander volke."
    "Probeer so veel as moontlik om jou waardigheid te behou."
    bakgat (gemeenz.) erg goed
    ("dit gaan ~ " = Het gaat erg goed)
    bakkie - zn pick-up truck (kleine vrachtwagen met open bak)
    baklei op de vuist gaan
    baljaar spelen, huppelen
    bandopnemer - zn cassetterecorder
    bankfooie - zn bankkosten
    banknoot - zn bankbiljet
    bankrot failliet, bankroet
    bankstaat - zn dagafschrift van de bank
    battery - zn accu, batterij
    beampte - zn ambtenaar
    bed - zn bed, bedding
    bedanking - zn dankbetuiging, ontslag
    bedanking inhandig ontslag nemen
    bederf, bederwe bederven; verwennen
    (vgl. 'verpes')
    bedlêend bedlegerig
    bedorwe brokkie - zn verwend kind
    bedrywigheid - zn activiteit
    Misdadige bedrywghede = misdadige activiteiten
    beenaf verliefd
    ("Sy het beenaf op hom geraak" = Zij werd verliefd op hem)
    (vgl. pootuit)
    bees - zn koe
    (vgl. 'gogga' en 'dier')
    beesvleis - zn rundvlees
    beet - zn bieten
    beetslaai - zn bietensalade
    beethê beethebben, vasthebben
    befoeterd slecht gehumeurd
    bekendstel, bekend stel introduceren
    bek-af, bekaf teleurgesteld, verontwaardigd, moe
    bekommerd - bijv. nw. bezorgd
    bekommerd wees - uitdr. bezorgd zijn, zich zorgen maken
    bemarking - zn marketing
    bêre opbergen, sparen
    (vgl. 'stoor')
    bêrekopie - zn soort afbetaling
    besef beseffen, zich realiseren
    Opm.In het Afrikaans kent men niet het werkwoord zich realiseren. Gebruik daarom altijd besef
    besering - zn bezering, verwonding, blessure
    besig druk, bedrijwig
    besigheid< - zn zaak, handel
    besigheidsman - zn zakenman
    besigheidsure - zn openingstijden
    beskinder belasteren
    beskuit - zn harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk'
    Vgl. 'boerebeskuit, boerbeskuit'
    besoedel - ww verontreinigen, vervuilen
    besoedeling - zn verontreiniging
    (vgl. 'omgewingsbesoedeling')
    bestelling - zn afspraak
    bestuur - zn besturen, rijden
    (motor bestuur = auto rijden
    bestuurder - zn bestuurder; manager
    bestuurderslisensie - zn rijbewijs
    beursie - zn portemonnaie
    bewaringsbewus milieubewust
    (vgl. 'omgewingsbewaring')
    bewertjie, bewertjies - zn trilgras: Europese grassoort met hartvormige aartjes (geslacht Briza)
    bielie - zn super; kanjer
    biesies - zn bies, rus (biezen van het geslacht Junca)
    (uitdr. 'dat die biesies bewe'= 'als een tierelier')
    'n bietjie - zn een beetje, eventjes
    ("Ek gaan so'n bietjie kook" = Ik ga even koken)
    Opm.: Abusievelijk zegt - en schrijft - men vaak 'bietjie', zonder het onbepaald lidwoord.
    bilharzia - zn ziekte door larven in rivierwater
    biltong - zn gedroogd rund- of wildsvlees dat men in lappen of in kleine stukjes koopt en vervolgens met een biltongmesje eet (traditioneel Boere-eten!)
    binnenhuisversierder - zn binnenhuisarchitect
    bitterappel - zn doornachtige nachtschadestruik met blauwe bloemen, gelobde bladen en grote, kogelronde, olijfgroene, harde bessen (sodomsappel): dit is een notoir 'onkruid' (Solanum sodomaeum)
    blaai om (b.o.) zie ommezijde
    blaarslaai - zn sla
    blaaskans - zn rustpauze, tijd om bij te komen
    blameer (vaak als anglicistische constructie 'iets op iemand blameer') de schuld geven aan
    ("Blameer dit op Apartheid!" = Geef Apartheid maar weer de schuld!)
    blaps - zn flater, vergissing
    blatjang - zn zoet-zure saus met azijn,abrikozen etc., i.e. chutney
    bles kaal
    (vgl. 'kaal' en 'haarloos')
    bleskop - zn kaalhoofdig
    blikemmer - tussenw. lieve hemel!, sodeju!
    blikoopmaker - zn blikopener
    bliksem - zn zn bliksem, deugniet, snuiter;
    ww iemand slaan, meppen
    ("Ek gaan jou bliksem as jy nie ophou nie!");
    - tussenw.verdomme!
    (vgl. 'blikskottel', 'foeter' en 'donner')
    blikskêr - zn blikopener
    blikskottel - zn deugniet
    Opm.: Dit soort woorden, blikemmer en blikskottel, zijn eigenlijk afgeleid van 'bliksem'; taboevorming zal hier de oorzaak van zijn.
    blindings - zn - zn rolgordijnen; jaloezieën: 'luxaflex'
    blits weerlicht, lichtflits
    blits- (woorddeel) flits-, snel-, vlug-
    blitsverkoper - zn bestseller
    blitsvinnig heel snel
    bloeddoortapping - zn bloedtransfusie
    bloei bloeden
    (vgl. ww. 'blom')
    bloekomboom - zn eucalyptussoort uit Australië
    (>'bluegum tree', Eucalyptus globulus uit Zuid-Australië en Tasmanië)
    Bloemies, Bloem (gemeenz.) Bloemfontein
    blokkiesraaisel, blokraai - zn kruiswoordraadsel
    blokkiesvloer - zn parketvloer
    blom - zn bloem
    blom - ww bloeien
    (vgl. 'bloei')
    blombedding - zn bloembed, perk
    (vgl. 'bed')
    blomkool - zn bloemkool
    bloot slechts, ronduit, alleen maar
    (vgl. kaal)
    bo boven
    bobaas zn de allerbeste; bijv nw top-, super-
    ("Op hierdie CD sal jy vanjaar se bobaas treffers vind." = Op deze CD vind je de allerbeste hits van dit jaar / "Ons verkoop net bobaas braaivleis." = Wij verkopen alleen top-barbecuevlees / "Boerbone is bobaaskragkos" = Tuinbonen zijn top-krachtvoer)
    bobbejaan - zn baviaan
    bobotie - zn eenpansmaal met vlees en kerrie, van Indiase oorsprong
    boeglam (jou ~ skrik) zich kapotschrikken
    boekenhout - zn boomsoort (Faurea saligna)
    (>dial. Ned voor 'beukenhout', omdat de boom op de Europese beuk lijkt)
    boeke merk schriften nakijken
    boekevat - zn huisgodsdienstoefening
    boekrak - zn boekenplank, -kast
    Vgl. 'rak'
    boep, boepens - zn dikke buik
    boerbone - zn tuinbonen
    boerdery - zn het boeren, een agrarisch bedrijf runnen
    Vgl. plaas
    boerbeskuit, boerebeskuit - zn harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk'
    boerekos - zn traditionele plattelandse gerechten
    boereplaas - zn boerderij
    boererate - zn huismiddeltjes
    boereverneuker (plat) - zn oplichter, matennaaier
    boerewors - zn zeer populaire, speciale verse barbecue-(braai)worst, bestaande uit runder- en varkensgehakt, gemalen spek, gekruid met o.m. kruidnagelen, koriander, worcestersaus en azijn of citroensap
    boeta - zn oudere broer, oudste broer
    boet, boetie - zn broer(tje), ventje, (amicaal, schertsend) vriendje
    boetebessie - zn(gemeenz.) vrouwelijke parkeerwachter
    bog - zn onzin
    boggom / bôgom geluid / roep v.e. baviaan
    bohaai - zn lawaai, ophef
    bokant - zn bovenkant
    (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant')
    bokant - vz boven, aan de bovenkant van
    Opm.: Bokant my bed hang 'n skildery
    (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant')
    bokkem - zn op bokking gelijkende vis
    ("'n Lekker bossie bokkems" = Een lekker zooitje bokking)
    bokkie - zn geitje, bokje; (gemeenz.) meisje, grietje
    bokmakierie - zn geelgrijs zangvogeltje waarvan de roep op "bokmakierie!" lijkt: Telophorus zeylonus
    boks - zn zn.doos; ww. boksen
    Boland - zn deel van de Kaapprovincie (ook Westelike Provinsie genoemd)
    bolla - zn haarknot
    bollemakiesie - zn koprol
    ("Bollemakiesie slaan / maak" = een koprol maken)
    bolyf - zn romp
    bontspring - zn uitvluchten zoeken
    bontstaan hard werken
    boom - zn boom; wiet
    ("Jy lyk sleg; het jy die naweek dalk te veel boom gerook?" = Je ziet er slecht uit; heb je dit weekend soms te veel wiet gerookt?)
    Vgl. 'dagga', 'zol' en 'skyf'
    boonop bovendien
    boontoe naar boven toe
    bo-op bovenop
    bo-oor boven over heen
    boord - zn boomgaard
    boorgat - zn waterwel
    boos boos, euvel, verdorven
    ("Ek is boos vir jou" = "Ik ben boos op jou" / "Om Satan te volg is 'n bose daad" / 'Ons veg nie teen vlees en bloed nie, maar teen die Bose').
    Vgl. 'kwaad', 'kwaai', 'vies'.
    bootry bootje varen
    borg - zn (mv. borge); ww zn. sponsor (mv. sponsoren); ww sponsoren
    ("Ons supermark borg die dorp se wedloop" = Onze supermarkt sponsort de hardloopwedstrijd van het dorp / "Ons soek borge vir die wedloop" = We zoeken sponsoren voor de wedstrijd)
    borrie - zn koenjit / kurkuma / geelwortel (Curcuma longa)
    bors - zn borst (in alle betekenissen)
    ("Ons sing die volkslied uit volle bors")
    borslappie - zn slabbetje
    borsspeld - zn broche
    bosberaad - zn bepaalde vorm van brainstormen, georganiseerd op een afgelegen plek of op een commercieel jachtlandgoed
    bossie - zn struikje, kruid, bosje, zooitje (vis)
    Opm.: bossies zijn ook een bepaalde soort vegetatie, bestaande uit kleine, geharde struikjes met heel fijne takjes die in de droge, aride gebieden leven. In de Karoo, op het Hoëveld en elders vindt men bijvoorbeeld het kankerbossie, kakiebos, ag-dae-geneesbos; kleine plantjes die houtig zijn om tegen het harde klimaat bestand te zijn.
    bossies ( ~ uittrek) onkruid (wieden)
    bossiestee - zn rooibostee
    bosvark - zn penseelzwijn
    (gedrongen soort inheemse zwijnachtige; Potamochoerus porcus)
    (vgl. 'vlakvark')
    Bosveld - zn Noord-Transvaals landschap
    Dit landschap wordt gekenmerkt door hoog gras met schaarse groei van bomen, waar grootwild graast. Bomen die er groeien zijn Acacia erioloba (kameeldoring), Acacia luederitzii (baster-haak-en-steek), Boscia albitrunca (witgatboom) en Terminalia sericea (vaalbos).
    bot - bijv. nw. bot (bijv. nw.)
    (vgl. 'been')
    bottel - zn fles
    (vgl. 'fles')
    bottelstoor - zn slijterij
    Opm.: i.p.v. het anglicistische bottelstoor zegt men liever drankwinkel)
    botter - zn boter
    Hy botter sy brood aan albei kante = Hij eet van twee walletjes
    botterblom, botterblommetjie - zn soort gazania (Gazania krebsiana)
    botterbroodjies (skons) - zn scones
    boud(e) - zn bil(len)
    bougenootskap - zn bank voor huisleningen
    bra - bw nogal; eigenlijk; weinig
    ("Die aantal reaksies is bra beperk" = Het aantal reacties is nogal beperkt)
    bra - zn beha
    braaf dapper
    Wie denkt dat dit een anglicisme is, zal verbaasd zijn te merken dat men in ouder Nederlands ook 'braaf' zei om 'dapper' of 'stoutmoedig' mee aan te duiden.
    braai(vleis) - zn barbecue
    braaivleisaand - zn barbecue-avond
    brak(kie) - zn (bastaard)hond
    brakkiesbakkie - zn doggie bag
    brander - zn grote watergolf
    branderplank - zn surfplank
    branderry surfen
    bredie - zn stoofpot, vaak met suring (Nl. klaverzuring: Oxalis)bereid
    breekgoed - zn servies
    brein - zn hersenen (van mensen)
    (vgl. 'harsings')
    breinvliesontsteking hersenvliesontsteking
    briek - zn rem; ww remmen
    ("Briek aandraai" = Op de rem trappen, afremmen)
    broei broeien, broeden
    ("'n Groot storm broei by die kus" = Er dreigt een storm bij de kust / "Papegaaie broei nie maklik nie" = Papegaaien broeden niet makkelijk)
    broeikas - zn couveuse
    broeikasbaba - zn couveusekind
    broekiekouse - zn panties
    broerskind - zn neef, nicht, oomzegger
    bromfiets - zn brommer, motorfiets
    (Vgl. 'brommer')
    brommer - zn bromvlieg
    (Vgl. 'bromfiets')
    bromponie - zn scooter
    brug - brûens - zn brug - bruggen
    brug ( ~ speel) bridge spelen, bridgen
    bruismeel - zn zelfrijzend bakmeel
    buite- buiten- (als voorvoegsel)
    Opm.: Net als in het Nederlands schrijft men in het Afrikaans het woord buiten mét n (men spreekt er deze n ook steevast uit!), en ok zonder n. Maar in woordverbindingen vervalt de n steeds. Zie hieronder, bijv., bij buitemuurs, en vergelijk het lemma buiten, buite.
    buitemuurs deeltijds (student), extraneus
    buiten, buite buiten
    (Vgl. 'buite-')
    buiten vir behalve, buiten
    Dit is eigenlijk een anglicisme (except for), en het wordt als volgt gebruikt: "Buite vir my, is daar niemand wat omgee vir 'n eerlike debat nie." = Buiten mij is er niemand die iets om een eerlijk debat geeft.
    buitepasiënt - zn poliklinische patiënt
    bul - zn stier
    'Stier' wordt in het Afrikaans gebruikt om er het gelijknamige sterrenbeeld mee aan te duiden)
    bulk loeien
    byderhand bij de hand, dichtbij
    ("In hierdie baie onveilige stad hou ek my pistool byderhand.")
    byderwets modern, eigentijds
    by die huis bijw. thuis
    bykomstighede - zn accessoires
    byt - zn beet
    ("Byte van insekte kan gevaarlik wees" = Insectenbeten kunnen gevaarlijk zijn)

    D

    daai (gemeenz.) die, dat
    ("Daai ou is darem 'n lelike ding!" = "Die gozer is toch lelijk!")
    Vgl. 'daardie' en 'dié'
    daardie (aanw.vnw) die, dat
    (vgl. 'daai', dié' en 'hierdie')
    daar's hy, dankie alstublieft (bij het aangeven van iets)
    dadelbrood - zn dadelkoek
    dadelik meteen, gelijk
    Opm.: In het Nederlands betekent dadelijk tegenwoordig 'straks'. Gebruik voor het Nederlandse 'dadelijk' het woord 'netnou', ''n bietjie later', en om het nog gezwinder te maken 'nou-nou'.
    dagboekie - zn agenda
    dagbreek - zn dageraad
    dagga - zn hasj, wiet
    Opm.: De in Zuid-Afrika groeiende lipbloemige Wildedagga (Leonotis Leonurus, ook duiwelstabak genoemd) is niet verwant aan de ons beruchte wietplanten van het geslacht Cannabis. Met zijn mooie, oranje, buisvormige, viltige lipbloemen is Leonotis leonurus een heester die eerder aan een enorme dovenetel of salie doet denken. Hij wordt gebruikt als traditioneel medicijn tegen koorts, hoofdpijn, hoesten en dysenterie. Ook de eenjarige planten Leonotis ocymifolia en L. nepetifolia hebben een bedwelmende en geneeskrachtige werking, bijvoorbeeld bij diabetes type II.
    Vgl. 'boom', 'zol' en 'skyf'
    dagha - zn specie, aangemaakte cement
    dagsê goedendag
    dagsorgsentrum - zn crèche
    dalk misschien
    Opm.: 'dalk' en 'miskien' kunnen naast elkaar gebruikt worden, al wordt 'miskien' in fomelere stukken gevonden, en 'dalk' minder. 'Dalk' komt voort uit het Nederlandse woord 'dadelijk'
    (vgl. 'dadelik')
    dam - zn stuwmeer, meer
    damwal - zn dam
    dan en wan, af en toe af en toe
    (Zie verder bij 'elke dan en wan')
    dankie dank U, dank je wel
    darem toch, wel
    ("Dit het die hele week gereen, maar ons het darem ´n lekker vakansie gehad!" / "Jy was besig! Het jy toe darem jou werk klaargemaak?" / "Ja, die probleem is nou opgelos, maar darem... Ek is nog steeds ontsteld daaroor...")
    deftig netjes
    ("Julle Hollanders praat altyd so deftig!" / "Vanaand is ons almal deftig geklee in 'n donker pak met 'n wit hemp en 'n wit das")
    deken - zn sprei
    (Vgl. 'kombers' en 'duvet').
    delg aflossen (van schuld of zonde)
    ("Hoe kan ek my skuld delg as ek werkloos is?")
    Vgl. 'skuld' en 'opdok'.
    derduisende - telw vele duizenden
    derduiwel - zn plaaggeest, duivel
    derms - zn darmen
    denim - zn spijkerbroek
    deur deur zn; door voorz.
    deurmekaar door elkaar, in de war, verward, ver heen (bijv. van drank)
    ("Ek raak heeltemal deurmekaar as jy aanhou Afrikaans met Hollands meng" = "Ik raak helemaal in de war als jij het Afrikaans met het Nederlands blijft mengen").
    deurmekaarspul - zn chaos
    deurentyd(s) steeds
    die de, het
    ("Die meisiekind, die ou, die vrou, die voël, die land" = "het kleine meisje, de jongen, de vrouw, de vogel, het land").
    Vgl. 'dié'
    dié die, dat (als verwijzing naar iets dat je eerder genoemd hebt)
    ("In Suid-Afrika koop selfs die ouderlinge op Sondag die koerant. Dié dag is by Nederlandse christene egter by uitstek die dag van rus en geloof.")
    dié: dit is ~ dat... daarom
    ("Vandag sal dit mooiweer en warm wees. Dit is dié dat ek 'n sambreel saamgebring het." = Vandaag zal het zonnig en warm zijn. Daarom heb ik een parasol meegebracht.")
    Die Baai - zn (gemeenz.) Port Elizabeth
    Die Kaap - zn (gemeenz.) Kaap de Goede Hoop
    Die Paarl (spr. 'die pêrel') - zn Paarl
    (dorp in de Westkaap, vernoemd naar de ronde, glinsterende heuvel op het gemeentelijke grondgebied)
    dier - zn dier, beest
    FONT SIZE="-1">Vgl. 'bees'
    dik dik (v. muren, enz); vol (na gegeten te hebben)
    ("Wil jy nog aartappels?" "-Nee, ek is dik, dankie")
    dikwels vaak, dikwijls
    dinee - zn diner
    (vgl. ete)
    ding - zn ding; stokpaardje, favoriete bezigheid; rage, hype, etc.
    De betekenissen favoriete bezigheid, stokpaardje en rage zijn van Engelse herkomst en kunnen niet altijd zo vertaald worden. Bijvoorbeeld:
    "Vroeër was daar 'n boikot teen Suid-Afrika, maar nou is ons land dié ding in toerisme." Of nog anglicistischer: "Deesdae is Afrikaanse sokkiejolliedjies die in ding by kroeë."
    Een andere betekenis is beter vrijer te vertalen: "Sonder Engelse woorde kan Afrikaans maar nie sy ding doen nie." = " Zonder Engelse woorden kan het Afrikaans niet (helemaal) functioneren."
    dinkskrum - zn denktank
    disnis duizelig, erg ver heen, 'lam', 'gek', etc.
    ("ek skrik/lag my disnis!" = ik schrik/lach me rot! "Ek hardloop my disnis" = ik ren tot ik een ons weeg. / "Ek eet my disnis" = ik eet me lam/gek/ etc, etc.)
    Vgl. 'boeglam', 'deurmekaar'
    doedoes - ww.

    gaan ~
    slapen

    gaan slapen
    doek(ie) - zn doek; luier
    dog / gedog dacht / gedacht / vermoeden gehad hebben
    dogter - zn (jong) meisje, dochter
    dolosgooi waarheidszegging door op de grond gegooide botjes te bekijken
    dom-astrant, domastrant eigenwijs en brutaal
    domkrag - zn krik
    donderstorm - zn onweer
    donga - zn droge beekbedding, diepe sloot, diepe gleuven en gaten in grond door erosie of heftige regenval
    (soms worden zulke gleven en gaten in de grond 'geute' genoemd)
    donkie - zn ezel
    donkiewerk - zn sleurwerk
    donner - zn zn. donder, deugniet, snuiter, (geen) zier; ww slaan, rammen, vallen ('donderen'); tussenw verdomd, verdomme
    ("Ek gee geen donner om nie" = Het kan me geen donder/zier schelen / "Hoor die donner in die lug." = Hoor de donder in de lucht / "Waar is die donner nou?" = Waar is die snuiter nou?
    dood - dooie dood - dode
    doodmaak doden, vermoorden
    doodtrek doorstrepen
    door - zn dooier
    Opm.: Men zal eerder 'geel van 'n eier' zeggen
    (vgl. 'deur')
    doos - zn doos; vrouwelijk geslachtsorgaan (plat); sukkel, halve gare, enz. (kwets.)
    ("Jou doos!" = Jij Sukkel!)
    dop - zn neut, borrel; dop
    (vgl. 'regmakertjie', 'sopie', 'neut' en 'voggies'
    dophou in de gaten houden
    Dopper - zn lidmaat van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk
    doring - zn doorn; 'geweldenaartje'
    ("Jou doring!" = Je bent een engel! / Wat een geweldenaar! / Goed van jou!)
    doringboom - zn 'doornboom' (meestal bomen van het geslacht Acacia e.d.)
    doringdraad - zn prikkeldraad
    dorp - zn dorp, gemeente, woonplaats
    Opm.: Bij het invullen van formulieren wordt niet altijd naar woonplek gevraagd, maar naar dorp. Dit betekent in dit geval hetzelfde.
    douvoordag voor dag en dauw
    Vgl. 'kniediepvoordag'
    draad trek (plat) zich aftrekken
    draadsitter - zn iemand die geen kant kiest
    draai - zn zn.bocht, draai; ww.draaien
    draai loop toilet bezoeken
    ("Moenie in die bos draai loop nie." = Niet je behoefte in het bos doen)
    draai maak bezoeken
    ("Kom maak gerus 'n draai as jy in Suid-Afrika is.")
    draf hardlopen; joggen
    drif - zn doorwaadbare plaats in de rivier
    drip - zn infuus
    droesel - zn droesem
    droë vrugte - zn gedroogde vruchten
    dronk dronken; (zn.) dronk
    dronkgat (plat) dronken, bezopen
    dronkslaan verbijsteren
    droogmaak verbrouwen
    droogskoonmaker - zn stomerij
    druip druppelen; zakken (voor examen)
    druiwe - zn (mv.) druiven
    druiwekorrel - zn (enkv.) druif
    druk - zn ww stevige omarming geven (Eng. 'to hug')
    druk, drukkie - zn korte omarming ter hartelijke begroeting

    Opm.: In Zuid-Afrika omarmt men elkaar aldus vaker dan in de Nederlanden; bij een weerzien of een afscheid voor langere tijd omarmen mannen vrouwen en vice versa (bekenden, vrienden, verre familie) elkaar, ook als er geen heftige emoties bij komen kijken.
    drukspyker - zn punaise
    (Vgl. 'duimspyker')
    drumpel - zn drempel, dorpel
    dryf besturen (auto, paardenwagen); drijven; (be-)drijven
    ("'n Besigheid dryf" = Een zaak drijven)
    duet - zn twee huizen onder een kap
    duiker - zn duiker: zeer kleine antilope (van het geslacht Cephalophus)
    duikweg - zn tunnel, viaduct
    duimgooi/duimry liften
    duimspyker - zn punaise
    Duitse masels - zn rode hond
    duskant deze kant, deze zijde; aan deze kant, aan deze zijde
    ("Duskant het ons nie sulke probleme nie" = Aan deze kant (van de oceaan) hebben we niet zulke problemen / "Duskant die rivier." = Aan deze kant van de rivier.)
    (vgl. 'anderkant', 'oorkant')
    duvet - zn dekbed
    duwweltjie, dubbeltjie - zn doorgaans twee plantensoorten (Emex australis en Tribulus terrestris) die in het gras groeien en stekelige, harde vruchten hebben die, wanneer erop getrapt, in voeten en poten blijven zitten (zeer pijnlijk)
    dwelmmiddels - zn drugs
    dwelms - zn drugs
    E
    ê; eg eg - zn (mv. êe)
    êe, eg eggen - ww
    eeld - zn
    (vaak in de anglicistische meervoudsvorm eelde uitgedrukt)
    eelt
    eetplek - zn restaurant
    eetsalon - zn restauratie (trein)
    effens, effentjies een beetje, net, lichtelijk
    ("Hierdie boek is effens beskadig" / "Die Rand kan teen die einde van die jaar effens styg" / "Ons peusel effens, en dan gaan ons waai" = We eten eventjes (een beetje) en dan gaan we ervandoor.)
    eiendomsagent - zn makelaar in onroerend goed
    eier - zn (mv. eiers) ei (mv. eieren)
    eina! tussenw. au!
    eindpuntgebou - zn terminal
    eksie-perfeksie fantastisch, geweldig
    ekskuus (tog) / 'skuus (tog) / askuus (tog) sorry, pardon
    eland - zn grote antilope (Taurotragus oryx)
    elke dan en wan zo af en toe
    Opm.: Toevoeging van het woord 'elke' bij dit soort woordgroepen wordt als anglicistische invloed beschouwd ('every now and then'). Men kan ook volstaan met dan en wan en af en toe.
    enigeen een ieder; wie dan ook
    ("Moenie dat/lat enigeen vir jou ore aansit nie!" = Laat je niet door wie dan ook overtroeven!)
    enjin - zn motor (spr 'enjin' als [℮nj∂n])
    enkelloper, alleenloper - zn vrijgezel, alleenstaande
    enkellopend, alleenlopend - bn vrijgezel, alleenstaand
    enkelouer - zn alleenstaande ouder
    era - zn tijdperk
    (Vgl. 'tydperk' voor verdere uitleg)
    erd-, erde- aard-, aarde- ('erdewerk', 'erdvark')
    erdvark - zn aardvarken
    Opm.: geen varken of zwijn, maar een Afrikaans dier dat holen graaft en 's nachts tevoorschijn komt en op termietenjacht gaat. Doet aan miereneter denken, heeft lange snuit met heel kleine bek aan uiteinde; heeft holle tanden en een lange, beweeglijke tong waarmee hij in termietenheuvels peurt. Net als de mol brengt hij met zijn gegraaf schade toe aan het boerenland, tot ergernis van de boeren. Het is onbekend aan welke zoogdiersoorten het aardvarken verwant is: Orycteropus afer)
    erdwolf - zn aardwolf
    (soort bruine, grote hyena: Proteles cristatus)
    erdwurm - zn regenworm, aardworm
    êrens ergens
    Vgl. 'iewers'
    ete - zn diner, etentje, maaltijd
    Dus niet ´voedsel´, zoals in het Nederlands de betekenis van ´eten´ ook kan zijn.
    Vgl. 'aandete', 'dinee', 'wegneemete'en ´kos´
    ertjie - zn erwt
    ewe bijw. even
    "Hierdie krimpvark en mol is ewe groot" = Deze egel en mol zijn even groot / "Almal is nie ewe mooi nie, maar wat maak dit saak?" = Niet iedereen is even mooi, maar wat maakt het uit?

    Opm.: Vaak zegt men ewe skielik als men praat over een plotselinge gebeurtenis: "Die Engelse sê dit reën nooit nie en dan sous dit ewe skielik" = De Engelsen zeggen dat het nooit regent, en dan stortregent het plotseling.
    F
    fees - zn festival
    (Vgl. 'partytjie')
    fiemies - zn kuren, lastig gedrag
    ("Hy is vol fiemies")
    (vgl. 'skeet')
    fietsry - zn ww. fietsen
    fisant - zn fazant
    flenters - zn flarden, flenters
    ("aan flenters" = aan flarden, aan flenters)
    flerrie - zn zn. losbol, een liefje, een flirt (gezegd van een meisje); ww. flirten
    fles - zn flacon, thermosfles
    (vgl. 'bottel')
    fliek - zn bioscoopfilm
    ("Gaan fliek" = Naar de bioscoop gaan)
    flieksaal - zn bioscoopzaal
    flikkerlig - zn richtingaanwijzer
    flits - zn zn. zaklantaarn; ww. flitsen
    flou futloos, flauw (flou val, 'n flou-ogige man).
    Vgl. 'laf'.
    flous voor de gek houden, plagen
    foefie - zn trucje, truc, stunt
    "Mense dink dis 'n bemarkingsfoefie" = "Mensen denken dat het een marketingstunt is."
    foeter slaan
    (vgl. 'befoeterd')
    fok (plat) geslachtsgemeenschap hebben
    (Vgl. 'neuk' en 'naai').
    fôkol (plat) niks, geen zier, noppes, 'geen fuck'
    ("Ons het fôkol geld." / "Ek voel fôkol.")
    fondament - zn achterwerk
    fooi - zn honorarium, wettelijk verschuldigde gelden
    fooitjie - zn fooi, 'drinkgeld'
    fotostaat - zn fotokopie
    fotostateer - ww fotokopiëren
    fraiing - zn franje; pony (haar)
    frats - zn speling der natuur, speling van het lot, bizarre afwijking, vreemde snuiter
    frats- woorddeel: bizar, totaal verrassend (en vaak noodlottig) als een speling der natuur; als een speling van het lot
    Opm.:Dit is moeilijk te vertalen in het Nederlands omdat er in het Nederlands gekozen wordt voor een bijvoegelijk naamwoord of een beschrijving, en niet voor het zelfstandig naamwoord, zoals frats-.
    Zie de volgende Afrikaanse woorden, ter illustratie: fratsongeluk (noodlottig, bizar ongeluk); fratsgolf (noodlottige, onverwachtse vloedgolf); fratstaal (een taal die toevallig, bij wijze van ongeluk is ontstaan); fratsdonderstorm (een hevige onweersbui die mensen verrast en overrompeld heeft)
    frikkadel - zn bal gehakt
    fris stevig (van lichaamsbouw), potig; levendig; fris
    frokkie - zn mouwloos hemd (dat men onder kleren draagt).
    (Vgl. verder 'T-hemp' en 'hemp'.)
    fudge - zn soort brokkelende snoep in blokjes gesneden, die aan toffee of caramel doet denken
    funksie - zn functie; receptie, feestje, plechtigheid
    G
    gaaf plezierig, vriendelijk
    ("Sal jy dalk so gaaf wees om vir my hierdie gunsie te doen?" = Zou je misschien zo vriendelijk willen zijn om mij deze gunst te doen?)
    (gaan) bad zn. bad; ww. (gaan ~ ) een bad nemen
    (Vgl. baai)
    galeiproef - zn drukproef van een onopgemaakte pagina
    garing - zn garen
    "Kom ek wys jou hoe om garing deur 'n naald te kry."
    gars - zn gerst
    gastekamer - zn logeerkamer
    gat - zn (plat) achterwerk
    Opm.: 'gat' wordt overal gebruikt als krachtterm.
    gatkruiper - zn (plat) slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen
    gatlekker - zn (plat) slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen
    gedaan kapot, erg moe; op; gedaan; afgelopen
    ("Ek is gedaan vir hierdie werk!" = Ik ben te moe voor (heb het gehad met) dit werk! / "Knap gedaan!" / "Goed gedaan!" / "Gedane sake het geen keer nie." / "Dit is makliker gesê as gedaan." / "So gesê, so gedaan." / "Bange vrae het in sy gemoed opgekom: is dit nou gedaan met die HERE se verbondsliefde en genade?" Psalm 77:8)
    Opm.: 'gedaan' is een sterke, verbogen vorm van het werkwoord doen. Normaliter zegt men 'gedoen', maar in dergelijke vaste uitdrukkingen komt de oude, Nederlandse vorm 'gedaan' terug.
    gedoente - zn gedoe, drukte, lawaai, bezigheid; iets verbazingwekkends, opzichtigs; spullen, dingen
    Vgl.'goed', 'goeters'
    gedurig steeds
    (geel)wortel - zn koenjit, curcuma
    (Vgl. 'borrie')
    geil welig, vruchtbaar
    geitjie - zn gekko (verscheidene hagedissoorten met zuignappen aan tenen)
    gekonfyt goed op de hoogte van ...
    gek skeer; die gek skeer met de draak steken met
    gemaklik gerieflijk, naar je zin
    "Is jy gemaklik?" = "Zit je goed?"
    Opm.: Dit woord betekent iets wezenlijk anders dan maklik, wat '(ge-)makkelijk' , 'niet moeilijk' betekent.
    Vgl. maklik en gerief
    gemeenskap hê gemeenschappelijk godsdienst hebben
    gemeente - zn gemeente (alleen van kerk)
    gemmerbier - zn ginger ale; gemberbier
    gemors - zn narigheid, zooitje; onzin; verspilling ('n gemors van tyd = tijdsverspilling)
    Vgl. 'mors'
    genadedood - zn euthanasie
    geneul - zn gezeur
    geniepsig geniepig pijn doend; geniepig
    ("Ek het my voete geniepsig in die Kalahari-son gebrand." / "Jou skoonma is 'n geniepsige vrou sonder humor.")
    genugtig! uitroep van verbazing, beïndrukt zijn
    gerief - zn gemak, comfort, voorziening
    "In die gerief van" = "Met het comfort van":
    "Ek sit altyd en drink whiskey en rook 'n sigaar in die gerief van my groot armstoel."
    Of: "Ons hotel is uitgerus met lugreëling en internetgeriewe" = "In ons hotel bevinden zich airconditioning en internetgemakken/internetvoorzieningen"
    Vgl. gemak, gemaklik en maklik
    gerook stoned
    geselligheid - zn gezelligheid; feestje
    gesels converseren, babbelen, praten; ernstig praten
    Opm.: De betekenis 'ernstig praten' moet eufemistisch worden opgevat: "Ons moet gesels" = "Wij moeten eens ernstig praten"
    geselsie - zn praatje, babbel
    geselstaal - zn gewone, alledaagse spreektaal
    gesiggies - zn viooltjes (bloemen, Viola spp.)
    gesiggestrem visueel gehandicapt, slechtziend
    geskinner - zn geroddel
    gesog - gesogte gezocht, gewild, populair, veelgevraagd
    gestremd gehandicapt
    gesuip (plat) bezopen, lazerus
    geur - zn smaak (toegevoegd aan consumptiewaren)
    Opm.: Het Nl. woord 'geur' moet vertaald worden met Afr. 'reuk' of 'ruik'
    geut - zn goot
    gewild populair
    gewoond raak aan wennen aan
    ghoef - ww. (gemeenz.) zwemmen
    gholf - zn. (sport) golf
    ghries - zn. (ouderw.) smeermiddel
    (oliehoudende stof voor technische doeleinden < Eng. grease)
    ghwar - zn. (ouderw.) onbeschofte persoon, ongelikte beer, grove vent, ongemanierde persoon, enz.
    gier - zn rage, hype
    "Die nuutste gier is om tradisionele kos en kontreikos voor te berei" = "De nieuwste rage is het bereiden van traditioneel eten of regionaal eten."
    Vgl. 'aasvoël'
    glad (nie) helemaal (niet)
    glips - zn ongelukje
    glo geloven
    glo (adj.) naar het schijnt
    goed(jies) - zn bezit, goed; dingetjes, voorwerpjes
    goed - goete - zn dingen, spullen; 'enzo'
    ("Daar was kinders, hondjies, blomme en goete..." / "Jy bring vir my blomme en jy is baie lief vir my en goete, maar ek voel niks vir jou nie.")
    Vgl.'gedoente', 'goeters'
    goeters - zn (mw. van 'goed') spullen, bezit
    Vgl.'gedoente', 'goed'
    goël goochelen
    goëlaar - zn goochelaar
    goëlary - zn goochelarij
    gogga - zn insect; ongedierte; computervirus, verborgen microfoontje in muur als afluisterapparatuur
    goggas - zn(mv. van voornoemde) beesten, beestjes (als insecten, enz.), ongedierte
    goiing - zn jute
    gomtor - zn onbeschaafd persoon
    gordel - zn ceintuur
    Opm.: Vaak zegt men ook 'belt'
    gou gauw
    ("Maak gou! Maak net gou!" = Vlug! Haast je!)
    graad - znzn. wetenschappelijke titel; graad
    graad vang ww. afstuderen, promoveren (zodat je een (nieuwe) wetenschappelijke titel hebt verworven)
    graaf - zn schep
    Opm.: 'skop' bestaat ook, maar is een in onbruik geraakt schepachtig stuk gereedschap met een groter blad dat niet gebruikt werd om te graven, maar om, bijvoorbeeld, graan op te gooien waarmee je het kaf van het koren kon scheiden
    gramadoelas - zn wildernis, zeer ver weg van de bewoonde wereld
    grap - zn mop, grap
    ("Ek geniet 'n grap, maar hierdie een is darem flou." = Ik houd van een mop, maar deze is echt flauw)
    grassny gras maaien
    grassnyer - zn grasmachine
    gril - ww rillen, walgen
    "Ek gril van rou vis" = Ek walg van rauwe vis
    grimering - zn make-up
    groenbone - zn sperziebonen
    groendakkies - zn (scherts.) gekkenhuis, gesticht
    groei (onovergankelijk) groeien; (overgankelijk) telen, verbouwen, kweken
    (Vgl. 'teel' en 'fok')
    groet groeten, gedag zeggen; afscheid nemen
    Opm.:Let op de betekenis 'afscheid nemen', wat in het Nederlands niet voorkomt. Als een Zuid-Afrikaan zegt "Ek groet nou vir eers", dan bedoelt hij dat hij weggaat, en niet dat hij alsnog gedag zegt."Dit is nou tyd om te groet" = "Het wordt tijd om afscheid te nemen". Maar ook zoals in het Nederlands: "Groet vir die mense" = "Zeg maar 'hallo' tegen de mensen"
    grondboontjie - zn pinda
    grondboontjiebotter - zn pindakaas
    grondpad - zn niet geasfalteerde weg
    grondvloer - zn parterre, begane grond
    gru - ww gruwen
    grusaam bijv.nw. gruwelijk
    gunsteling - zn favoriet (zowel zn als bn; voorv.: lievelings-)
    ("Jy is my gunsteling" = Jij bent mijn favoriet / "Dit is my gunsteling webblad / gunstelingwebblad" = Dit is mijn favoriete website / Dit is mijn lievelingswebsite)
    Opm.: Eigenlijk heeft dit woord syntactisch en semantisch helemaal de functie van het Engelse woord 'favourite' (dat zowel een zelfst. nw. als bijv. nw. kan zijn)aangenomen, met uitzondering van het feit dat 'gunsteling-' soms ook aaneengeschreven wordt met het zelfst. nw. (hier 'webblad'), waardoor het bijv. nw. 'gunsteling' een zelfst. nw. wordt. Een staaltje van anglicistische morfologische verwarring, dus: 'gunsteling webblad' = bijv. nw. + zelfst. nw. // 'gunstelingwebblad' = zelfst. nw. + zelfst. nw.)
    Zie ook bij 'hoof' en 'hoof-'
    H
    haakdoring - zn mimosasoort met haakvormige doornen (Acacia litakunensis)
    haakplek - zn moeilijkheid, probleem
    haakspeld - zn veiligheidsspeld
    haarloos kaal
    (vgl. 'bles' en 'kaal')
    haarsny (ww.) knippen, kappen; (zn.) haarsnit; knipbeurt
    ("Een haarsny kos sewentig Rand" = Een keertje knippen kost zeventig Rand)
    hakiesdraad - zn prikkeldraad
    halfmens - zn grote, dikstammige, cactusvormige doornenboom met krans van kronkelige blaren bovenaan de stammen.
    Deze boom groeit in het Namakwaland / Boesmanland: Pachypodium namaquanum (familie Apocynaceae)
    halfpad halverwege
    handsak handtas
    handuit: ~ ruk uit de hand lopen
    ("Die situasie het heeltemal handuit geruk.")
    hanetree(tjie) - zn kleine afstand; 'kippenendje'
    hanteer - ww omgaan met, behandelen, met de handen beroeren, (aan-)pakken, hanteren; besturen, beheren
    "Sulke probleme sal ons intern hanteer" = "Wij zullen zulke problemen intern afhandelen"
    "Kom ek vertel jou hoe om 'n depressie te hanteer" = "Laat me je zeggen hoe je kunt omgaan met een depressie"
    "Jy hanteer kritiek nogal sleg" = "Jij gaat nogal slecht om met kritiek"
    "Dit is hoe jy volstruise hanteer" = "Zo pak je struisvogels (aan)"
    "Moenie die ou boeke sonder handskoentjies hanteer nie" = "Je moet niet de oude boeken zonder handschoentjes aanpakken/aanraken"
    "Hy weet hoe om sy gereedskap goed te hanteer" = "Hij weet hoe hij het gereedschap goed kan hanteren"
    "Die direkteur het die vergadering met geduld hanteer" = "De directeur heeft de vergadering met geduld bestuurd/beheerd."
    hang - zn helling (v. berg)
    hardewarewinkel - zn ijzerhandel
    hare sny haar knippen
    harsings - zn hersens (meestal dierenhersenen - al of niet als consumptie)
    hartebees - zn hartebeest (soort grote antilope, verwant aan gnoe)
    Opm.: hart- is een Nederlandse gewestelijke vorm van hert. De Boeren vergeleken het dier dus met een hert. Naast dit woord heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord voortbestaan, en is het vervangen door het woord takbok (zie aldaar), wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen.
    hartbeeshuisie - zn eenvoudig pioniershuisje
    Opm.: Let op het ontbreken van de koppel-e: hartebees vs. hartbees-
    hartlam - zn lieveling
    hartomleiding - zn bypass
    hartversaking - zn het ophouden van het functioneren van het hart
    hasielip - zn hazenlip
    heeltemal helemaal
    hegsteke - zn hechtingen
    hekel (spreek uit als 'hiekel') haken
    hekelpatroon - zn haakpatroon
    hekelpen haaknaald
    hekkies936 hordenloop
    hemp - zn shirt, hemd, overhemd
    herd - zn open haard, open vuur
    (vgl. 'kaggel')
    heuning - zn honing
    heuwel - zn heuvel
    Vgl. 'koppie'
    hiëna - zn hyena
    hierdie deze, dit (vgl. verder 'daardie')
    hierlangs in de omgeving
    hings - zn hengst
    hingsel - zn hengsel
    hittetè bijna, op een haar na
    hoed - zn hoed, pet
    hoefyster - zn hoefijzer
    hoek - zn plek waar twee bergen samenkomen en een hoekvormige overgang vormen
    hoekom waarom
    hoender - zn (mv hoenders) kip
    Opm.: Het woord 'kip' is in het Afrikaans onbekend. Wel zegt men 'kiep-kiep' als men kippen roept. Dit doet men ook in Nederland, maar daar heeft de roepnaam tevens het oorspronkelijke zelfstandige naamwoord 'hoen' verdrongen. Denk aan de Nl. uitdrukking 'Een knuppel in het hoenderhok gooien' (waarmee een kippenhok bedoeld wordt), om herinnerd te worden aan het oorspronkelijke Nederlandse woord voor 'kip'.
    hoendervleis - zn kippenvlees/-vel
    "Ek het hoendervleis gekry toe ek ons pragtige volkslied in Nederland hoor sing het" = Ik kreeg kippenvel toen ik ons prachtige volkslied in Nederland hoorde zingen)
    hoërskool - zn middelbare school
    hoëtroustel - zn hifi-installatie
    hof - zn rechtbank
    hofsaak - zn rechtzaak
    hokaai! (plat; tegen dieren) ho maar! stop! hu!
    Vgl. 'troei', 'tru'
    hokslaan geweld beteugelen, onderdrukken
    hoof - zn chef, hoofd; (bijv. gebruikt, zoals in 'die hoofgebou' of 'hoof-bladsy') voornaamste, hoofd-

    Opm.: Net als bij het woord 'gunsteling' en 'gunsteling-' is het soms onduidelijk of 'hoof' als bijv. nw. of als zelfst. nw. gebruikt wordt omdat men het vaak niet aaneenschrijft met het zelfstandige naamwoord dat erop volgt. Ook deze verwarring heeft een anglicistische oorsprong (denk maar aan 'hoofbladsy' en 'hoof-bladsy' of 'hoof bladsy' waarbij de laatste versie een geleende morfologie uit het Engels is: 'main page' is een bijv. nw. + zelfst. nw.).
    Vgl. 'kop'
    hoofbrekings - zn hoofdbrekens
    horing - zn hoorn, gewei; mann. lid in erectie (plat)
    Vgl. 'doring'
    hotnot - zn (racistisch) kleurling
    Opm.: Dit woord werd oorspronkelijk gebruikt om er de inheemse Hottentotten mee aan te duiden, maar wordt nu gebruikt als schertsende term voor de Kleurlingennatie, die voortgekomen is uit vroege blanke en inheemse huwelijken en relaties
    ("Met sy kroeshare lyk jou man darem soos 'n hotnotjie" = Met zijn kroeshaar lijkt jouw man wel een kleurling)
    hotnotsgot - zn bidsprinkhaan
    Opm.: Dit opmerkelijke insect werd zo genoemd omdat in de vroege dagen van de Kaapse kolonisatie de inheemse Hottentotten dit dier als godheid vereerden (vervorming van hottentot + god)
    hou van mooi vinden; leuk vinden, houden van
    Opm.: Het werkwoord 'houden van' om iemand de liefde te verklaren kan in het Afrikaans niet met 'Ek hou van jou' uitgedrukt worden. Daar zegt men 'Ek is lief vir jou'.
    Zie verder bij lief wees vir.
    huid - zn gevilde dierenhuid
    Opm.: Het Nederlandse woord huid wordt in het Afrikaans doorgaans vertaald met 'vel'. Dit verschil met Nederlands komt overeen met de betekenis van de Engelse woorden hide (= Afr. 'huid') en skin (= Afr. 'vel'). Ter illustratie: kopvel en velkleur worden vertaald met 'hoofdhuid' en 'huidskleur'.
    Vgl. 'vel' en 'kopvel'
    huisie (knoffelhuisie) - zn teentje knoflook
    hulle, hul zij, hun, hen (pers.vnw, 3e pers. mv.); hun (bez.vnw.)
    hupstootjie - zn een duwtje in de goede richting (ook fig.)
    huurmotor - zn taxi
    Opm.: soms zegt men in het Afrikaans ook 'taxi' (spr. teksie), maar dit betekent vooral ook 'minibus waarin zwarte pendelaars vervoerd worden'. Deze teksies zijn berucht omdat ze vaak overvol zijn en als ongeleide projectielen de verkeersregels overtreden.
    huwelikslisentie - zn trouwboekje
    hysbak - zn lift
    hysbak ry in de lift zitten
    I
    ietermagog/-magô - zn schubdier
    iewers ergens
    Opm.: 'êrens' is gebruikelijker en drukt een minder onbereikbare plek of idee aan
    Zie ook: 'êrens'
    impak - zn invloed
    implementeer uitvoeren; ten uitvoering brengen
    indaba - zn beraad; probleem
    ("Ek het geen motor om my kind in te vervoer nie."
    -"Dit is jou indaba."
    = Ik heb geen auto waar ik mijn kind in kan vervoeren.
    - Dat is jouw probleem.)
    inflammasie - zn (long-)ontsteking
    ingee ingeven; kapot gaan; zwichten
    inhandig indienen
    inkopies - zn boodschappen
    inkopies doen winkelen, boodschappen doen
    inryteater - zn openluchtbioscoop (vgl. veldfliek)
    inspuiting - zn injectie
    inteken - ww. zich registreren (als lid, begunstiger, rekeninghouder, internetforumlid, enz.)
    inteken op - ww. zich abonneren op
    intou inslepen (van auto)
    invoer; uitvoer importeren; exporteren
    ipekonders - zn (ingebeelde) kwaaltjes
    J
    ja, jaag zich haasten
    jaap, japie - zn (scherts.) Afrikaner
    jaer - zn coureur, renner
    jag jagen
    jags (plat) geil
    Vgl.: 'katools'
    jagter - zn jager
    jakkals - zn jakhals
    jammer: ek is ~ het spijt mij
    jammer sorry, jammer
    jammer kry medelijden hebben met iemand
    ja-nee tussenwerping nou ja, eh... nou..., ach...; zeker; stopwoord of woord dat een zin aankondigt
    "Wil enigiemand 'n bietjie wyn hê?"
    -"Ja-nee, dit sal lekker wees!"
    ja-nee wat! een verzuchting: "ach ja..."
    janfiskaal (ook: fiskaallaksman) - zn klauwiersoort (Larius collaris)
    (vgl. 'laksman')
    japtrap: in 'n ~ - zn in een ommezientje, in een handomdraai
    Japannees - zn (zelfst. nw.) Japanner; Japannese = Japanners; (bijv. nw.) Japans.
    ("Ek hou baie van Japannese kos").
    jirre! uitroep van verbazing, verrassing: 'jeetje'. (< Here)
    Opm.: Hoewel 'jirre' zowel qua betekenis als qua vorm een ander woord dan 'Here' is, nemen veel Afrikaners aanstoot aan dit 'ydellike gebruik van die naam van God'. Maar een taal verandert, en woorden kunnen zich zodanig ontwikkelen dat ze een bijbetekenis krijgen, wat uiteindelijk leidt tot een ander woord met een andere semantiek en morfologie, naast het oorspronkelijke woord.
    (vgl. 'jitte' en 'jinne')
    jitte! / jinne! uitroep van verbazing, soort stopwoord (< hede)
    jô! uitroep van verbazing
    Jo'burg Johannesburg
    Joetênnedzjie (gemeenz., scherts.; nep-Engels) Uitenhage
    joggie - zn bediende (doorgaans zwart; pompjoggie = tankstationbediende)
    jol - zn(spreek uit als dzjol) feesten, uitgaan, 'de buurt onveilig maken', enz.
    (Vgl. 'rinkink')
    jong - zn gekleurde jongeman; verzuchtende aanspreekvorm voor vrienden, kennissen
    "Het jy nou ook vakansie?"
    -"Nee, ek is maar besig, jong."
    (Zie ook hieronder)
    jong - tussenw nou, kijk eens, enz.
    "Is daar nog kamers beskikbaar vir ons twee?"
    - "Jong, ons is volgeboek, maar die hotel langsaan het nog kamers beskikbaar."
    jool - zn studentenfeest
    jop - zn (mv. joppe) baantje (mv. baantjes)
    K
    kaal naakt
    (vgl. 'kaal', 'bles', 'bleskop' en 'haarloos')
    kaalbas met bloot bovenlijf
    kaalgat gemeenz. spiernaakt, poedelnaakt
    "By die Go-Go Lounge dans die meisies kaalgat op die tafels"
    kaalvoet met blote voeten
    kaalvoet klonkie - zn schertsende benaming voor iemand die op blote voeten rondloopt
    kaaskop / kasie - zn (scherts.) Nederlander
    kabeljou - zn zeevis (niet de Europese kabeljauw) (Argyrosomus coronus, A. inodorus en A. japonicus)
    Deze vissen zijn niet verwant aan de kabeljauw, maar eerder aan de baarzen en makrelen, tonijnen, barracuda's en cichlides (familie Perciformes; de baarsachtigen)
    kaf - zn onzin
    (Vgl. 'bog')
    kaggel - zn open haard
    (vgl. 'herd')
    kaiings - zn kaantjes; kiezelstenen in een 'kaiingsveld'
    kajuit - zn kajuit; cabine (van auto's, ruimtevaartschepen, enz.)
    Net als bij woorden als 'kooi' en 'kombuis' laat dit woord zien dat de oorsprong van het Afrikaans in de taal van de zeventiende-eeuwse zeevaarders ligt
    (vgl. 'lugwaardin')
    kajuitbeambte - zn steward(-ess)
    (vgl. 'lugwaardin')
    kalklig - zn flitslicht, voetlicht
    kameelperd - zn giraffe
    kameelpootboom - zn vlinderbloemige met tweelobbige, hart- / kameelhoefvormige blaren (fabaceae)
    kamma, kamtig, kamma-kamma, kammakastig (bijv.nw. en bijw.) zogenaamd (alsof)

    Vgl. 'kwansuis'.
    kameelperd - zn giraffe
    kamp (gaan kamp) kamperen`
    kankerbossie - zn vlinderloemig struikje (bossie) met rode bloemen (Sutherlandia frutescens)
    kanniedood - zn patrijsveeraloë (de zeer sterke Aloe variegata)
    kanselleer schrappen, annuleren
    kantgordyne - zn vitrage
    kaperjol - zn bokkensprong, capriool
    kapok - zn zware sneeuw
    Opm.: Net als in het Nederlands van Indonesië zegt men in Afrika 'sneeu' wanneer het natte, wat fijne sneeuw betreft, en kan men bij heftigere vlokken 'kapok' zeggen. Het woord komt uit het vroegere Maleise oedjan kapok.
    kapokaartappels - zn aardappelpuree
    kapsie (~ maak) - zn zn. bezwaar
    (~ maak = bezwaar maken)
    kar - zn auto (gemeenz.)
    karfoefel - ww. flikflooien, vrijen, betasten, erotisch aanraken
    karavaan - zn caravan
    karmenaadjie - zn vers vlees dat men elkaar cadeau doet nadat een dier geslacht is
    (vgl. 'tjops')
    karnuffel aanvlijen, zich uit genegenheid tegen iemand aandrukken
    (vgl. 'druk, drukkie')
    Karoo - zn droog gebied in de Kaapprovincie
    karoodroog erg droog
    karos - zn dikke deken uit dierenhuiden gemaakt
    (werd door de oorspronkelijke bewoners gedragen, maar nu als wandkleedje of vloerkleedje).
    karring schudden, uitvragen, (plat) onanie plegen
    (vgl. draad trek)
    karringmelk - zn karnemelk
    karwei - zn vervoeren, transporteren
    karweier - zn vervoersmaatschappij
    kasaterwater - zn flauwe thee of koffie: "slootwater"
    kaskraker - zn bestseller
    < )(Vgl.>
    kastaiing - zn 'kastanje', eig. 'Kaapse kastaiing': inheemse bomen van het geslacht Calodendrum capensis die enige gelijkenis met de Europese wilde- en paardekastanje vertonen, maar er niet aan verwant zijn
    kastig zogenaamd
    (zie ook bij kamma)
    kastrol - zn soort pan
    katjiepiering - zn Gardenia (>Maleis 'kacapiring')
    katkisasie - zn catechisatie
    ("Op Sondae word om vier uur katkisasie aangebied")
    katools erg lichtzinnig, erg lijp, gestoord, erg flauw; sexueel opgewonden gedrag vertonend
    Dit woord is uit vooroordelen jegens niet-Protestantse godsdiensten ontstaan uit het woord Katholiek!
    Vgl.: 'verspot', 'mallerig', 'jags'
    keelaf sny (iem.) de keel doorsnijden
    ("Hy het homself met 'n skeermeslemmetjie keelaf gesny")
    ken - zn kin
    kêrel - zn vriend (als in 'minnaar')
    kers - zn kaars
    kersie - zn kers
    kês gestremde melk (zoals het wel gebeurt in heel hete koffie), gestremd ("die melk het kês geword")
    Opm.: Dit woord komt uit de Zuid-Hollandse dialecten: vgl. Katwijks 'kaes'.
    kês gee (iemand ~) iemand op zijn nummer zetten (vgl. raas gee)
    ketting - zn ketting; keten
    kielie kietelen
    kiep - zn roepwoord voor kippen ("Kiep-kiep-kiep!")
    kiepersol - zn zeer wijdverbreide boom die palmachtig groeit met vertakkingen en een bolvormige kruin vormt: verwant aan de Schefflera (vingerplant), Fatsia en de Hedera (klimop): (Cussonia spicata, e.a.)
    kierie - zn (wandel)stok, knuppel
    kies - zn (mv.'kieste') wangholte
    Vgl. maaltand
    kietsie - zn poes
    kikoejoe - zn sterk, populair gazongras geschikt voor ZA: Pennisetum clandestinum
    kisklere - zn zondagse kleren (ouderwets begrip; de kisklere zaten in de voorkist, onder de bok van de ossenwagen)
    kitaar / ghitaar - zn gitaar
    kits - zn, kits- zn. een mum van tijd; instant-, snel klaargemaakt
    kitsnoedels = instantnoedels
    kitsgemmerbier = instantgemberbier/-ginger ale (snel zelf klaar te maken)
    kitsbank - zn geldautomaat
    kitsgras - zn kant en klare graszoden
    kitskoffie - zn oploskoffie
    (Opm..: thuis drinkt de Zuid-Afrikaan zelden filterkoffie zoals wij dat in Nederland en België doen. Hij drinkt de oploskoffie. Gefilterde koffie noemt hij ook filterkoffie of geperkoleerde koffie, maar die drinkt hij buiten de deur, in koffiebars of restaurants. Dit breng met zich mee dat er in Zuid-Afrika met koffie doorgaans oploskoffie bedoeld wordt. Dikwijls drinkt men de koffie slapper dan in Nederland, vaak nog romiger gemaakt met chichorei. Koffie met chichorei is poederachtig en koffie zonder chichorei meestal korrelig. Bekende oploskoffiemerken met chichorei zijn Koffiehuis en Ricoffy.
    Vgl. 'sigorei' en 'moerkoffie'.
    kitskos - zn kant-en-klaarmaaltijd
    kla klagen
    Klaas Vakie Klaas Vaak
    klagte - zn (mv klagtes) klacht
    klap (hou op of ek gaan jou klap!) slaan (in het gezicht, op huid)
    klapper - zn kokosnoot, kokos-
    uit Maleis 'kelapa'
    klasdraf college lopen
    klasdrafsak - zn rugzak voor boeken
    klaskamer - zn schoollokaal; collegezaal
    klavier - zn piano
    klawerbord - zn key-board
    kleefband - zn plakband
    kleefbroek - zn legging
    kleinneef - zn achterneef
    kleinniggie - zn achternichtje
    kleinspan - zn(die ~) kleuters
    kleintongetjie - zn huig
    klerasie - zn bedrijfskleding, gelegenheidskleding
    klip - zn steen(tje)
    (Zie voor uitleg van het verschil tussen de Afrikaanse woorden steen en klip bij 'steen'.
    klipdagga - zn grote oranje bloeiende lipbloemige uit Zuid-Afrika met verdovende werking als de stekelige, uitgebloeide bloemhoofdjes gerookt worden of er thee van getrokken wordt.
    Leonotis ocymifolia (ook L. dysophylla).
    klipperig steenachtig, rotsachtig
    klisklawer ruige rupsklaver (Medicago polymorpha)
    klits klutsen, mixen
    klitser - zn mixer
    klokkie - zn (voordeur-/fiets-)bel
    klomp - zn grote hoeveelheid
    "Ons gaan vanaand jol met 'n klomp ouens" = Wij gaan vanavond feesten met een hoop jongens
    klompie - zn kleine hoeveelheid
    klong - zn jong kleurling-jongetje (>kleurjong)
    klonkie - zn ventje
    klop kloppen, verslaan (= winnen)
    kloutjie - zn hoefnageltje, hoefje; levend steentje (plant Lithops)
    knelter, kniehalter ww. (ww.) kniehalteren; iem. of iets in zijn bewegingsvrijheid beperken, iem. dwarszitten, tegenhouden
    "Die Amerikaanse sokkerspan was nogal gekniehalter deur die Spanjaarde se oorentoesiastiese aanvalle" = Het Amerikaanse voetbalteam werd erg dwarsgezeten door de overenthousiaste aanvallen van de Spanjaarden
    kners knarsen
    kniediepvoordag in alle vroegte; bij het krieken van de dag
    (vgl. 'douvoordag')
    knoffel - zn knoflook
    knoffelhuisie - zn teentje knoflook
    knypie - zn ('n ~ sout) snuifje (zout)
    koeël - zn kogel
    koei - zn vrouwelijke koe
    Opm.: De soortnaam voor de koe is in het Afrikaans bees.
    koejawel - zn guave (tropische vrucht)
    koek - zn koek, cake, gebakje
    koek - zn (plat) vrouwelijk geslachtsorgaan; onderdeel van uitroepen van lichte schrik (tussenw.)
    "Oh koek, ek het hom laat val!" = Oh jee / oei, ik heb het laten vallen!
    koekie - zn conservatief meisje
    koekie seep - zn stuk zeep
    koekmeel - zn meel
    koeksisters - zn gevlochten vetkoek, doordrenkt in lichte suikerstroop
    koeksoda - zn sodium biocarbonaat
    koeldrank - zn frisdrank
    koerant - zn krant
    koes ww. wegbukken, bukkend ineenduiken om niet geraakt te worden
    "Moenie koes nie! Ek is ongevaarlik"
    koevert - zn enveloppe
    koffietafel - zn salontafel
    koggel plagen door iemand na te apen.
    Vgl. 'nadoen' en 'na-aap'
    koggelmander - zn soort agame (hagedissoort) met felblauwe kop (Acanthocercus atricollis)
    kokerboom - zn reusachtige aloësoort uit Richtersveld-streek (Aloe dichotoma) waar de inheemse Khoi-Sanbevolking pijlkokers van maken
    kokkedoor - zn hotemetoot, bobo
    kokkerot - zn kakkerlak
    kokkewiet - zn vogelsoort (koekkoekachtige)
    kol - zn middelpunt van een schijf; stip, ronde vlek; kol (op paardenhoofd); stukje land
    kolf - zn slaghout (zoals bij cricket)
    Vgl. 'mieliestronk'
    kolfbeurt - zn slagbeurt: de tijd waarin een cricketploeg mag slaan
    koljander - zn koriander
    Uitdr.: "Dit is vinkel en koljander" = die twee mensen, zaken, zijn hetzelfde
    kollig - zn schijnwerper, voetlicht (< Eng. 'spotlight')
    kolwyntjiepan - zn bakplaat met kuiltjes (soort poffertjespan)
    kombers - zn (spr.: 'kombèrs') deken
    kombuis - zn keuken
    kombuistee - zn feestje voor a.s. bruid
    kompakskyf - zn compact disc
    konfyt - zn jam
    konka - zn (olie-)drom
    konkoksie - zn brouwsel
    konsert - zn muziekuitvoering, toneeluitvoering, concert
    konsertina - zn concertina (kleine trekharmonica)
    konsertinabos - zn Type inheemse vetplant die op een concertina lijkt. (Crassula marnieriana en C. hottentotta)
    kontrapsie - zn in elkaar geflanst maaksel, brouwsel
    kooi - zn (ietwat grof) bed, 'nest'; kooi.
    ("Nou, snuiter kooi toe!" = Nou knul, ga naar je nest!)
    koorspen - zn koortsthermometer
    kop - zn hoofd
    Opm.: kop is het gebruikelijke woord voor het Nl. 'hoofd'. In overdrachtelijke betekenis moet men het Nederlandse hoofd met 'hoof' vertalen: "Die hoof van die skool, kerk, regering". Hoof wordt ook gebruikt, maar wordt als deftiger dan kop gezien: "En die soldate het 'n kroon van dorings gevleg en dit op sy hoof gesit"
    Bij gebruik van uit het Nederlands afkomstige spreekwoorden, gezegden en vaste uitdrukkingen is het woord alledaags:
    Die hoof buig, skud; gawes van hoof en hart; iets uit jou hoof leer; 'n knap, helder hoof; vit sy misdaad het hy met sy hoof geboet.
    Vgl. 'hoof'
    kop uittrek terugkrabbelen
    kophou het hoofd koelhouden
    kopkrap hoofdbrekens hebben
    kopkool - zn kool (rode of witte)
    koppelaar - zn koppeling (autotechniek)
    koppie - zn kop(-je); rond, solitair heuveltje; kopje (inhoudsmaat)
    kopseer - zn hoofdpijn
    (ook 'hoofpyn')
    kopvel - zn hoofdhuid
    koring - zn koren (zelfst. nw.)
    korrelkop - zn brompot, mopperaar
    kortliks kort, in het kort
    ("Ek sal die onderwerp vanaand net kortliks bespreek" = Ik zal het onderwerp vanavond alleen maar kort bespreken)
    kos - zn eten
    Opm.: ´kos´ is ´eten´ in de betekenis van ´voedsel´ en niet van ´maaltyd´. Zie daarvoor ´ete´.
    kos kosten (ww.)
    koshuis - zn tehuis voor schoolgaande kinderen
    kosmaak / kook koken
    kostkerwer - zn kostenbesparend artikel
    kostuum - zn historisch kostuum; ook: deftig damesmantelpakje
    Opm.: In de omgangstaal kent men het aan het Engels ontleende woord costume dat als 'kôstjem' wordt uitgesproken. Dit betekent echter 'badpak'
    kotelette - zn speklappen
    kou - zn kooi
    Opm.: vogelkooien worden vaker 'hok' genoemd dan 'kou'.
    koue - zn kou(de)
    kraamrok - zn positiejurk
    krag - zn stroom (electriciteit); kracht, sterkte
    kragprop - zn stekker
    kragsentrale - zn electriciteitscentrale
    krammasjien - zn nietmachine
    krammetjie - zn nietje
    krans - zn steile rotswand aan top van berg
    kreef - zn (mv.) krewe kreeft, mv. kreeften
    kreukelvry kreukvrij
    kriek - zn krekel
    krieket - zn cricket
    krimpvark(-ie) - zn egel (Vgl. 'ystervark')
    kroeg - zn bar (Vgl. 'kafee')
    kruie - zn kruiden (alleen in mv. bestaand)
    kuier - zn bezoeken; logeren
    kuiergaste - zn gasten; logés
    kuiermense - zn gasten; logés
    kuierplek - zn vakantieplekje
    kul foppen
    kunstande - zn kunstgebit
    kunstenaar - zn artiest, kunstenaar
    ("by die North Sea Jazz Festival tree kunstenaars soos Joe Zawinul, Herbie Hancock, Joss Stone en Hugh Masakela op"). Zie verder bij 'arties'.
    kussing - zn kussen (zelfst. nw.)
    kwaad kwaad
    (vgl. 'kwaai', 'vies', 'boos').
    kwaai slecht, erg, fel
    ("Dit hael kwaai vandag" = "Vandaag hagelt het hard" / "Ek vererg my nou kwaai" = "Ik zit me ontzettend te ergeren")
    Vgl. 'kwaad, 'boos', 'vies')
    kwagga - zn zebra
    kwansuis quasi, alsof
    ("My seun het vanoggend kwansuis skool toe gegaan, maar ek weet dat hy stokkiesdraai." = "mijn zoon ging vanochtend zogenaamd naar school, maar ik weet dat hij spijbelt." / "In Brussel kan die mense kwansuis nie Nederlands praat nie; wel, dis bog" = "In Brussel doen de mensen alsof ze geen Nederlands kunnen praten; nou, dat is dus onzin.")
    Vgl. 'kamma'
    kweek - zn kweekgras (hardnekkig, inheems gras)
    kwêla mee gaan dansen
    kweper - zn kweepeer
    kwêvoël - zn vogelsoort (koekkoekachtige)
    L
    laatlam(metjie) - zn nakomertje
    laerskool - zn basisschool
    Laeveld - zn deel van Oost-Transvaal
    laf flauw, ongezouten
    ("Daardie Amerikaanse film is vol van lawwe grappe" / "Jy haal lawwe, ou argumente op.")
    Vgl. 'flou'.
    laksman - zn Zuid-Afrikaanse klauwiersoort (Lanius collaris)
    Vgl. 'janfiskaal'
    landbou-hoewe - zn huis met groot stuk grond buiten de stad; ook: plot
    langarm - zn Afrikaner manier van vrij, maar stijlvol dansen met elkaars armen gestrekt tegen elkaar, als bij walsen
    langs langs, naast
    "Kom sit langs my, asseblief" = "Kom eens naast me zitten"
    Vgl. 'naas'
    langsaan ernaast (bij buren), in de buurt ("Die huis langsaan")
    lanklaas lang geleden (ek het hom lanklaas gesien)
    lapa - zn groot rieten afdak
    Tegenwoordig vooral te vinden in tuinen, bij vakantiehuizen, in wildsplase / game lodges: het is een een grote strooien luifel die als barbecuehuisje of openluchtfeestruimte dient
    lappie - zn lapje; vaatdoek
    Lappies bijnaam voor mensen met de achternaam Labuschagne
    lappieskombers - zn lappedeken
    laslappie - zn patchwork
    leer - zn le(d)er; (trap-)leer
    leër - zn landmacht, legereenheid
    lêer - zn map, dossier; bestand
    leerder, leerling - zn leerling
    leisels, teuels - zn teugels
    lekkergoed - zn snoepgoed
    lekkerkry leedvermaak hebben
    lem - zn lemmet
    lemmetjie - zn limoen
    Vgl. 'lemoen', 'suurlemoen'
    lemoen - zn sinaasappel
    Vgl. 'lemmetjie', 'suurlemoen'
    leraar, dominee - zn dominee
    lessenaar - zn bureau, lessenaar
    leuen - zn leugen
    liasseer opbergen
    liasseerkabinet - zn archiefkast
    liefie (my liefie) - zn vriendin (mijn vriendin)
    liefling - zn lieveling, favoriet
    liefs nie liever niet
    lief wees vir houden van
    ("Ek is lief vir jou" = Ik hou van jou)
    Opm.: Het Nederlandse "Ik hou van jou" klinkt in het Afrikaans heel wat minder echt. Daar betekent 'Ek hou van jou' "Ik vind je aardig". Net als het Nederlandse "Ik houd van bloemen" of "Ik houd van boerenkool".
    (Vgl. 'hou van')
    liewer(s) eerder, bij voorkeur
    likkewaan - zn leguaan (grote hagedisachtige)
    lisensie - zn vergunning
    loerie - zn lori (vaak kleurrijke koekkoekachtigen met kuif, die tot geslachten als Tauraco en Corythaixoides behoren)
    loesing (loesing kry / gee) - zn afranseling
    lokasie - zn township
    lol pesten, plagen, sollen, tegenslag geven
    ("Naas Botha is 'n sterk man met wie daar nie sommer gelol moet word nie" = Naas Botha is een sterke man die niet met zich laat sollen." / Lollery = plagerij / "Kwaai ryp lol landbou" = "Strenge vorst plaagt de landbouw").
    Vgl. 'terg', 'pla', 'neul'.
    loods organiseren
    loodskomitee - zn organiserend comité
    looi ww. iem. ervan langs geven, iem. aanpakken (ook figuurlijk)
    "Die Nederlandse sokkerspan het die Engelse sokkerspan gelooi" = De Nederlandse voetbalploeg heeft de Engelse voetbalploeg ervan langs gegeven
    "Mugabe looi Britse regering oor imperialistiese gedrag" = Mugabe pakt Britse regering aan vanwege haar imperialistische gedrag
    loop - ww snel lopen, weggaan
    Vgl. 'stap'
    "Ek gaan nou loop" = "Ik ga nu weg"
    lorrie - zn vrachtauto
    los bijv. nw. los
    los ww. loslaten, laten, achterlaten, laten gaan, iemand verlaten; je handen ergens vanaf trekken, iets voor gezien houden, iets niet (meer) doen, iets opgeven

    Opm.: 'los' wordt in het Afrikaans veel meer gebruikt dan het equivalent 'lossen' in het Nederlands. De betekenis van het woord is namelijk danig uitgebreid. Bijvoorbeeld:
    "Nee, toe los ek dit maar." = Nee, toen trok ik mijn handen ervan af; Nee, toen liet ik het maar voor wat het was
    "Los dit!" = Blijf af! / Laat dat!
    "Jy het my gelos!" = Je hebt mij verlaten!
    "Los die sonde en jy sal 'n beter christen wees" = Zondig niet meer en je zult een beter christen zijn
    "Ek los my vrou by die huis" = Ik laat mijn vrouw thuis
    "Los maar 'n boodskap op die voicemail" = Laat maar een bericht achter op de voicemail
    "Los die baadjie maar daar" = Laat het jasje maar daar

    Het ziet ernaar uit dat het werkwoord los de betekenissen van het Engelse werkwoord to leave heeft aangenomen, als het zowel 'loslaten' als 'verlaten, achterlaten' betekent. De betekenissen 'iets niet (meer) doen' en 'iets voor gezien houden' stroken hier echter niet meer mee en lijken Zuid-Afrikaanse innovaties.
    Vgl. 'uitlos'
    losieshuis - zn pension, kosthuis
    loslittig lenig
    Opm.: Het woord 'lenig' bestaat wel in het Afrikaans - met dezelfde betekenissen als in het Nederlands - maar is ongebruikelijk en deftig.
    lugbesoedeling - zn luchtverontreiniging
    lugdiens - zn luchtvaartmaatschappij
    lughawe - zn vliegveld
    lugredery - zn luchtvaartmaatschappij
    lugreëling - zn airconditioning
    lugwaardin - zn stewardess
    luislang - zn boa, python; generische naam voor wurgslang
    lukwart - zn struik met zure vruchten met grote pit: loquat, Japanse mispel, neffel
    (Eriobotrya japonica)
    M
    maag - zn maag, buik
    Opm.: In het Afrikaans gebruikt men vaak 'maag' waar het Nederlands buik zou gebruiken.
    "Ek doen oefeninge vir 'n plat maag" = "Ik doe oefeningen voor een platte buik."
    maagwerking - zn diarree
    maaiers - zn maden
    maak ww. doen
    'Wat maak jy?' = Wat ben je aan het doen?
    maak - zn merk
    motormaak = automerk / "Watter maak is die mees gebruikers vriendelik?" = Welk merk is het meest gebruikersvriendelijk?
    maaltand - zn kies
    Vgl. 'kies'
    maalvleis - zn gehakt
    maanhaar / maanhare - zn manen (lange haren in de nek van een mannetjesleeuw of paard)
    maer mager
    maermaakpille - zn vermageringskuur
    maermerrie - zn scheenbeen
    magtag! jeetje!
    makietie - zn feestje
    maklik (ge-)makkelijk, niet moeilijk
    Vgl. gemaklik, gerief
    mal gek, gestoord
    Opm.:mal klinkt in het Nederlands nogal speels en vrouwelijk, maar in het Afrikaans heeft het een echt negatieve betekenis, te vergelijken met de betekenis van 'gek' van het Engelse woord mad.
    malhuis - zn gekkenhuis
    Vgl. 'groendakkies'
    mallerig melig, gekkig, flauw
    Vgl. 'verspot', 'katools'
    malva - zn Geranium (Pelargonium spp.)
    malvalekkers - zn marshmallows
    mampoer - zn zeer sterke vruchtenbrandewijn, vooral gestookt in de Transvaal, met een alcoholpercentage van rond de 64%
    manewales - zn kuren, grillen, capriolen
    mangels - zn amandelen (tonsillen)
    Opm.: Ook het woord 'amandel' kent men in het Afrikaans, maar dit is de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis).
    mannekyn - zn mannequin
    mannetjiekat - zn kater (van een kat)
    mannetjieleeu - zn mannetjesleeuw
    mansbaadjie - zn colbert
    mansklerewinkel - zn herenmodezaak
    mansuitruster - zn herenmodezaak
    maplotter - zn bewoner van een plot (plot is een stuk land om een huis op te bouwen)
    massief - bijv.nw. massief; enorm
    Matie - zn student van de Universiteit Stellenbosch
    Matieland - zn de campus van de Universiteit Stellenbosch
    matriek, matrikulasie - zn schooldiploma (vergelijkbaar met VWO-diploma)
    matrieks - zn laatste-jaarsstudenten
    matrikuleer het matriekdiploma behalen
    matrone - zn hoofdzuster
    mat - zn vloerkleed, tapijt
    meelblom - zn bloem (kookwaar)
    meenthuis - zn alg. bungalowachtig huis (townhouse), luxe 'dupleks'
    meisieskool - zn meisjesschool
    melkbos - zn wolfsmelksoort (struikachtige soorten van de geslachten Euphorbia en Asclepias)
    melkskommel - zn milkshake
    melktert - zn taart van melkvulsel
    mengsel - zn mengsel; (medisch, giftig) drankje; mix (bakmix, kookmix, enz)
    "Drink nou jou medisynemengsel en jy sal gou beter voel"
    mens - zn mens; men; iemand
    Opm.: Let vooral op het bijzondere gebruik van dit woord in de betekenis van het Nederlandse 'men':
    "'n Mens kan jou maklik misgis as jy moeg is" = "Men kan zich makkelijk vergissen als men moe is."
    'n Mens wordt dus in de zin vervolgd met de jy-vorm. Het woord 'men' kent men niet in het Afrikaans. Gebruik dus altijd ''n mens'.
    mensig (hoor)! tussenw. mijn hemel!, jeetje!
    merk (boeke) nakijken; corrigeren
    meul - zn molen
    middagete - zn lunch
    middelmannetjie - zn strookje gras op ongeasfalteerde weg op de plek waar de wielen niet de grond raken: middenbermpje
    mielie, mielies - zn maïs
    mieliemeel - zn maïsmeel
    mielie-oes - zn maïsoogst
    mieliepap - zn maïspap
    mieliestronk - zn maïskolf
    Vgl. 'kolf'
    mierkat / meerkat - zn stokstaartje (Z.A. mungoachtige: Suricata suricatta)
    mikrogolfoond - zn magnetron
    mis - zn mest (zelfst. nw.); mis (bijw.)
    jou misgis zich vergissen
    misoes - zn misoogst
    modeparade - zn modeshow
    moedverloor wanhopig
    moeg moe (moeë, moeër; moeste)
    moenie niet...! (niet aanraken! = moenie daaraan vat nie!)
    moer - zn droesem; moer; moeder, baarmoeder, pootaardappel
    moer! uitroep van bewondering, verbazing (dikw. 'moerrrrr')
    moerkoffie - zn koffie toebroek (met de prut er nog onderin)
    moffie (neerh.) - zn poot, flikker, homo
    moffieslaan potenrammen
    moltrein - zn metro
    mond - zn mond, monding (v. rivier)
    mondering - zn uitrusting, uniform
    môre, more morgen
    moroeti - zn predikant, zendeling
    mors - ww. morsen, verspillen; met iemand ~= met iemand sollen
    Opm.: In het Afrikaans komt 'mors' veel vaker voor omdat het 'verspillen' is. Geld en tijd morst iemand als hij het aan iets onwaardevols besteedt of als hij er te kwistig mee omgaat. Waarschijnlijk heeft de betekenis 'met iemand sollen' in de zegswijze om met iemand te mors onder invloed van het Engels zijn beslag gekregen (vgl. "Don't mess with me!").
    Vgl. 'gemors'
    morsjors - zn knoeipot
    mos immers, zoals je weet, toch, dan ook, nou eenmaal, inderdaad; mos (zelfst.nw.)
    "Mense verskil mos maar"= Mensen verschillen nou eenmaal
    "Jy weet mos ek hou nie van sterk gegeurde kos nie, so hoekom kook jy kerrie kos vir my?" = Je weet toch dat ik niet van sterk gekruid eten houd, dus waarom kook je kerrie voor mij?
    "Katte dink mos altyd hulle is die baas van die huis" = Katten denken immers/toch/inderdaad altijd dat zij de baas in huis zijn
    mossie - zn mus
    motor(kar) - zn auto
    motorfiets - zn motor
    motorhawe - zn garage (reparaties)
    motorhuis - zn garage (bij het huis)
    motoris - zn automobilist
    muf beschimmeld; (zelfst. nw.) schimmel
    muf ww. beschimmelen, schimmelen
    ("Nee, ek hou nie van kaas wat gemuf het nie. Los maar die Roquefort en Danish Blue.")
    muggie / muggies - zn knut, knutje / knutten, knutjes
    Opm.: 'Muggies zijn geen echte muggen, maar knutten; dit zijn veel kleinere insecten die niet steken, maar bijten. Ze brengen ziekten over, zoals blauwtong (Culicoides spp.). Wat mug is in het Nederlands, is 'muskiet' in het Afrikaans.
    "Muggies veroorsaak bloutong by skape." = "Knutjes veroorzaken blauwtong bij schapen."
    Vgl. 'muskiet'
    munisipaliteit - zn gemeente (=municipality)
    murasie - zn vervallen gebouw; ruïne
    murg - zn merg
    Opm.: 'Merg' bestaat ook in het Afrikaans, doch enkel in overdrachtelijke zin: "In die merg van ons gebeente, in ons hart en siel en gees" (C.J. Langenhoven); "Ek is 'n Afrikaner in merg en been." = "Ik ben een Afrikaner in hart en nieren."
    murgpampoentjie - zn courgette
    murgpeer - zn avocado
    mus - zn muts
    :Vgl. 'mossie'; de Nederlandse bruine zangvogel wordt in het Afrikaans 'mossie' genoemd.
    muskiet - zn mug
    Vgl. muggie / muggies
    muurpapier - zn behang
    muurprop - zn stekker (stopcontact)
    muwwerig muf, schimmelig
    Vgl. 'muf'
    my maggies! uitroep van verbazing
    Vgl. 'mensig'
    my wêreld! uitroep van verbazing
    Vgl. 'mensig'
    N
    na dichtbij (na aan mekaar wees = dicht bij elkaar zijn/liefhebben)
    na-aap na-apen, imiteren.
    "Hy mag dalk goed klavier speel, maar ek merk die heeltyd dat hy net ander klavierspelers na-aap." = "Hij zal wel goed piano kunnen spelen, maar ik merk dat hij alleen maar andere pianisten imiteert"). Vgl. 'koggel en ' nadoen'
    naai naaien; (plat) geslachtsgemeenschap hebben
    naaldekoker - zn libelle; waterjuffer
    naaldwerk doen naaien
    naand / naandsê goedenavond
    naartjie (ook: nartjie) - zn mandarijn
    naas naast (behalve)
    ("Naas 'papier' sê die Kapenaar soms ook 'pampier' in Afrikaans.")
    naby dichtbij
    ("Naby Cradock lê die dorpie Kookhuis.")
    nadoen nadoen (in de zin van iets in navolging van een ander doen; dus niet in de zin van 'na-apen' of 'imiteren'; zie daarvoor 'koggel' en 'na-aap').
    ("Jou doring. Daar is niemand wat jou kan nadoen nie." = "Je bent een kei. Er is niemand die jou (dit) kan nadoen.")
    nael - zn nagel
    naeltjies - zn kruidnagelen
    nagereg - zn dessert, toetje
    Nagmaal - zn H. Avondmaal
    narsing - zn narcis
    nartjie (ook: naartjie) - zn mandarijn
    nasionale pad - zn autosnelweg
    naskeermiddel - zn aftershave
    navorsing - zn wetenschappelijk onderzoek
    navrae - zn informatie; inlichtingen
    naweek - zn weekend
    nee dankie liever niet
    nee wat nee hoor (minder sterk dan 'ag nee')
    neffens naast (zie verder; langs)
    nè? tussenw. hè?, nietwaar? toch?
    "Dit is stormagtig in Port Elizabeth. Dié stad word "The Windy City" genoem. Toepaslik, nè?"
    "Wonderlik. Egte sjampanje, dankie! Jy het geweet dat ek van vonkelwyn hou, nè?""
    nek - zn nek, bergpas
    nes - bijw net als (samentrekking van 'net soos
    Vgl. 'soos'
    nes - zn nest
    nesskop nestelen
    net - bijw slechts, alleen maar
    Vgl.: 'net-net'
    netbal - zn basketbal
    netjies netjes
    net-net, amper nie amper
    netnou zojuist, zo meteen
    neuk slaan, beuken
    Vgl. 'fok', 'naai'.
    neul zeuren
    neut - zn noot
    Vgl. 'dop')
    nikswerd nutteloos
    ("Hy is 'n nikswerd vent")
    noem-noem - zn doornenstruikje uit de Karoo met besjes die, als je erop kauwt, net kauwgom zijn:
    Carissa bispinosa en C. haematocarpa
    noenmaal - zn middagmaal
    nog nog; meer; ooit; woord dat in combinatie met 'altyd' een versterking teweegbrengt
    'Die beste potjiekos nog!' = de beste potjiekos ooit!
    "Wil jy nog koeldrank hê?"= Wil jij meer frisdrank?
    'Die reis wat jy nog altyd wou maak' = De reis waar je altijd van gedroomd had om die te maken
    "My hand-oog-koördinasie was maar nog altyd tog so flippen sleg!" = Mijn hand-oogcoördinatie is eigenlijk altijd zo verdomd slecht geweest!
    Vgl.: 'steeds'
    nooddienste - zn reddingswerkers, reddingseenheden
    noodhulp - zn eerste hulp
    noodpersoneel - zn eerste-hulpverleners
    nooi - zn (ouder) meisje; vriendin (als in 'mijn vriendin'; minnares)
    nooi - ww uitnodigen
    nooiensvan - zn meisjesnaam (waarmee een meisje geboren wordt)
    nommer - zn nummer
    nota - zn briefje
    nouliks nauwelijks
    nuut (predicatief bijv.nw), nuwe (attributief bijv.nw.) nieuw, nieuwe
    nywerheid - zn industrie
    O
    oes - zn en ww oogst zn.; oogsten ww.
    ogies! oproep tot tafelgebed: "Eerbiedig!" zegt men in Nederland
    ogies maak ww. flirtend oogcontact maken
    ogiesdraad - zn kippengaas
    Vgl. 'sifdraad'
    okkasie - zn gelegenheid
    okkerneut - zn walnoot
    olienhoutboom - zn olijfboom
    (>dial. Ned. 'olievenhout')
    olierig vet (van haren, huid, afscheiding)
    olik misselijk, naar, ziek
    Vgl. 'oulik' en 'aardig'
    omgee, omgee vir geven om, je betrokken voelen bij; bezwaar hebben
    ("Gee jy 'n donner om vir jou vriende?!" = Kunnen jouw vrienden je eigenlijk een donder schelen?! / "Ek gee om vir die armes in ons gemeenskap." = Ik geef om de armen in onze samenleving. / "Gee jy om as ek rook?" / Heb je er bezwaar tegen als ik rook?)
    omgekrap ongelukkig (in de zin van 'ongelukkig zijn met een situatie), verward
    omgewing - zn omgeving, milieu
    omgewings- (omgewingsbewaring, omgewingsbesoedeling, ens.) milieu- (omgewingsbewaring = milieubescherming, omgewingsbesoedeling = milieuvervuiling / -verontreiniging)
    Vgl. 'besoedeling'
    ompad - zn wegomlegging
    omtrent over, aangaande - voorz.; ongeveer, zowat - bijw.
    Opm.: In de betekenis 'over' komt men het voorzetsel omtrent veelvuldig tegen: "Wat sê die Bybel omtrent dinosaurusse?"
    Nog vaker komt men het tegen als bijwoord in de betekenis van 'ongeveer': "Hierdie griep duur omtrent twee weke." In de betekenis 'zowat' moet men het in de spreektaal zoeken: "Sy woorde raak my omtrent nooit nie; dit voel asof hy my nie ernstig neem nie" = "Zijn woorden doen mij zowat nooit iets; het voelt alsof hij mij niet serieus neemt"
    onderdakparkering - zn parkeergarage
    onderwyser - zn leraar, onderwijzer
    Opm.:In de studententaal zegt men ook informeel 'onnie' als men onderwijzer bedoelt (zie aldaar).
    ongemaklik niet naar je zin hebbend, je niet optimaal voelend
    ongeskik ongemanierd, onvriendelijk
    onnie - zn (gemeenz, studententaal) onderwijzer, 'mees', juf
    onnutsig ondeugend
    onthaal officiële ontvangst
    onthou zich herinneren
    ontleding - zn analyse, onderzoek
    "’n Ontleding sal gedoen word om vas te stel waarom kliënte weggebly of by ander maatskappye uitgekom het." = "Er zal een analyse/onderzoek gedaan worden om vast te stellen waarom klanten zijn weggebleven of bij andere bedrijven zijn terechtgekomen"
    ontvangsdame - zn receptioniste
    onvanpas ongepast
    ooghoogteoond - zn ingebouwde oven op ooghoogte
    ooievaarspartytjie - zn feestje voor aaanstaande moeder
    oond - zn oven
    oopkop recht-voor-z'n-raap
    oopplankkombuis - zn open keuken
    oopsluit openen
    oor (voorz.) over; (zelfs. nw.) oor; "iemand ore aansit" = iemand overtreffen, overtroeven, iemand de baas zijn
    oorgee overgeven, braken (vgl. vomeer, vermeer)
    jou oorgee zich overgeven
    oorkant de overkant; aan de overkant
    ("Oorkant die rivier" = Aan de overkant van de rivier.)
    (Vgl. 'anderkant', 'duskant')
    oorklim overstappen
    oorkrabbetjie, oorkrawwetjie - zn oorbel
    oorskietkos - zn kliekje (eten)
    oortreksel - zn hoes, overtrek (dekbedovertrek = duvetoortreksel)
    oortrektrui - zn sweater
    oortrommel - zn trommelvlies; ook oordrom
    opdraand, opdraande - zn zn.opgaande helling; bijw. bergopwaarts
    (vgl. 'afdraand(e)')
    opelyf - zn stoelgang, ontlasting
    ophaal oprakelen, omhooghalen, weer opvissen, aan de vergetelheid ontrukken ("Wie ou probleme bly ophaal, grawe ou koeie uit die sloot" / "Archimedes het gewys hoe 'n mens water kan ophaal" / "Met hierdie pomp haal ons water op" / "Tydens hierdie terapie moet jy jou slegte herinnerings ophaal."). Vgl. 'skouers ophaal' en 'oplaai'.
    op hitte loops
    opdok dokken (met geld over de brug komen), er financieel voor opdraaien, betalen (dit woord is niet zo gemeenzaam als het lijkt; het is een normaal woord dat ook in serieuze zaken gebruikt kan worden: "Jy sal self vir die dienste moet opdok").
    Vgl. 'skuld' en 'delg'
    opdonner/opdonder (plat) in elkaar slaan
    opfok (plat) in elkaar slaan
    opklim opklimmen; instappen (bus/trein)
    oplaai ophalen, uploaden ("My kêrel kom my nou-nou oplaai" = "mijn vriend komt mij straks ophalen" / "Nou kan julle hierdie foto's oplaai" = "nu kunnen jullie deze foto's uploaden). Vgl. 'ophaal', 'afhaal'.
    opskud opschieten
    optel optillen / oppikken/-pakken; optellen
    optelhond - zn zwerfhond
    optelkind - zn vondeling
    opwas afwas
    opwasmiddel - zn afwasmiddel
    opwen zich ergens over opwinden, irriteren
    "Hierdie rommel wen my op" = "Ik wind me op over deze rommel" /
    "Moenie paniekerig raak en jouself daaroor opwen nie" = "Raak niet in paniek en wind je er niet over op" /
    "Dit is 'n opwen-radio" = "Dit is een opwindbare radio"
    ordentlik netjes, fatsoenlijk, schoon
    Orie-Oetan - zn angstaanjagende fabelfiguur (volkskundig)
    orrel - zn orgel
    orrelis - zn organist
    ou (bijv.nw.) oud, beste; lief, aandoenlijk (ou Karel = goeie ouwe Karel)
    ou (mv. ouens) - zn jongen; kameraad
    oudtyds ouderwets; zoals vroeger
    ouetehuis - zn bejaardenhuis
    oujongkêrel - zn vrijgezel
    oujongnooi - zn oude vrijster
    oukersaand - zn avond voor kerst
    oulaas (vir oulaas) nog een keertje zoals toen
    oulap - zn dubbeltje (ouderwets)
    oulik leuk ('leuk' bestaat eig. niet in Afr.)
    (Vgl. 'olik')
    ouma - zn oma
    oumagrootjie - zn overgrootmoeder
    oupa - zn opa
    oupagrootjie - zn overgrootvader
    outjie - zn jongetje
    owerheid - zn overheid
    P
    paaiboelie - zn schrikbeeld, boeman; lelijke persoon
    paadjie - zn paadje, weggetje; scheiding in het haar
    paaiement - zn gedeelte van afbetaling
    pad - zn weg (mv. paaie)
    padda - zn kikker
    paddavoete - zn zwemvliezen
    padgee voorrang verlenen, uit de weg gaan
    padkaart - zn wegenkaart
    padkafee - zn wegrestaurant
    padkos - zn eten voor onderweg
    padteken - zn verkeersbord
    padvark - zn wegpiraat
    padvervoer - zn wegtransport
    padwerke voor! werk in uitvoering!
    pamperlang vleien; flikflooien
    pampoen - zn pompoen
    pampoenkop - zn domkop
    pampoentjies - zn bof (ziekte)
    paneel - zn panel (Eng.)
    paneelbespreking - zn forumdiscussie
    paneelbord - zn dashboard
    paneelklopper - zn iemand die auto's uitdeukt
    pap slap; plat (van banden)
    pap band/ pap wiel lekke band
    papbroek - zn bangerik, lafaard, slappeling
    papie
    dierkunde - zn
    pop, cocon
    papnat kletsnat (vgl. sopnat)
    parmantig brutaal, ondeugend (vgl. astrant)
    pars ww. persen (alléén van druiven); strijken met een strijkijzer
    (Vgl. 'pers')
    pars - zn druivenpers
    Zie verder bij 'pers'
    party (telw.) sommige; (zelfst. nw) partij
    ("Party mense is te vet" = "Sommige mensen zijn te dik").
    partykeer soms
    partytjie - zn feestje
    pasella - zn iets wat je op de koop toe krijgt/geeft
    paslaken - zn hoeslaken
    Opm.Vgl 'oortreksel'
    pasoppens (in sy - wees) - zn op zijn hoede zijn
    paspoortbeheer - zn paspoortcontrole
    pastei - zn 'pie' (soort pastei; ragoût in bladerdeeg; "vat jou paai en waai!"))
    patat / pataat - zn zoete aardappel, yamwortelachtige, Discorea (verwant aan de haagwinde (Convolvulaceae); domkop
    pendelaar - zn forens
    penorent rechtop, kaarsrecht
    per ongeluk per ongeluk, abusievelijk
    perd - zn paard; kerel
    perdeby - zn sluipwesp (familie Ichneumonidae)
    perdejoggie - zn jockey
    perdetelery - zn paardenfokkerij
    perdfris uitgerust, fris
    pêrel - zn parel
    (vgl. 'Paarl')
    perlemoen, perlemoer - zn Zeeoor: erg gewild zeeweekdier van het geslacht Haliotis met grote, opvallende schelp; parelmoer (het glanzende bekleedsel van schelpen van weekdieren zoals de oester en de nautilus
    De perlemoen, of zeeoor, is een lekkernij die vaak het slachtoffer is van stropers. De oorvormige schelp van het dier kenmerkt zich door de gaten in de schelp, waardoor het dier ademt. Het dier leeft op rotsen.
    permit - zn vergunning
    pers ww. persen (alle vruchten, behalve druiven; vgl. 'pars' [zie aldaar])
    pers bn. paars
    pers - zn pers (media)
    perske - zn perzik
    petalje - zn spektakel
    petrol (klemtoon op pet-) - zn benzine
    petrolstasie - zn benzinestation
    peuselhappie - zn snack
    peuter rommelen, saboteren
    piekel sjouwen, met moeite vervoeren / lopen
    (vgl. 'aanpiekel'
    pienk roze
    piering - zn schotel (kop en - )
    piesang - zn banaan
    pietersielie - zn peterselie
    Piet-my-vrou - zn vogelsoort Cucullus solitarius (koekkoekachtige)
    piets petsen
    pik - zn houweel
    pikkewyn - zn pinguïn
    pla lastig vallen, dwarszitten ("Jammer om te pla!" = "Pardon!" / "Mag ik U even lastigvallen?" / "Wat jou pla, is jou eie gewete")
    Vgl. 'terg', 'lol', 'neul'
    plaas - zn boerderij; boerenbedrijf
    plaashuis - zn boerderijwoning, hoeve
    plaasjapie, plaasgawie (scherts.) - zn (achterlijke) boerenjongen
    plaatjoggie - zn discjockey
    plakkie - zn verzamelnaam voor zeer algemene inheemse vetplantsoorten van het geslacht crassula
    plakkies - zn slippers
    plan ('n ~ maak) een oplossing vinden ('n Boer maak 'n plan = we vinden er wel iets op)
    plate neem röntgenfoto's maken
    platform - zn perron
    plek - zn plaats
    plek-plek hier en daar
    pleks ( ~ van) in plaats van
    plesier (dis 'n ~) - zn graag gedaan
    plofstof - zn explosieven
    plonk - zn slechte wijn
    plot - zn huis met een stuk grond buiten de stad
    pluimbal - zn badminton
    poeding - zn pudding
    poegaai bekaf
    poehaai kouwe drukte
    poepdronk, poesdronk (plat) strontlazarus
    poes (plat) vrouwelijk geslachtsorgaan
    (dus nooit in Z.A. tegen een kat zeggen!)
    polonie - zn soort boterhamworst
    pomelo - zn grapefruit
    Pompies, Piet Pietje Puk, Jan Janssen (e.g. de doorsnee mens, Jan Modaal, of een voorbeeldnaam bij een formulier)
    ("Wie het my toebroodjies opgeëet?"
    - "Piet Pompies.")
    pondokkie - zn armelijk hutje
    ponie - zn pony (paardje)
    poniekoerant - zn roddelkrant, boulevardkrant, 'tabloid'
    ponsmasjien - zn perforator
    pootuit uitgeput (vgl. beenaf)
    popspeel ww. met poppen spelen
    posgeld - zn porto
    poskaart - zn briefkaart
    posseël - zn postzegel
    poswese - zn posterijen
    pot - zn pan
    potjiekos - zn stoofpot in ijzeren driepoot-pot, boven open vuur (echt traditioneel Afrikaans!)
    praktisyn (mediese ~) - zn arts, dokter ook: mediese dokter
    prikkelpop - zn pin-up girl
    prinsipaal - zn schoolhoofd; ook skoolhoof
    probeerslag - zn poging
    proe proeven
    pronkertjie - zn siererwt: lathyrus
    prop - zn kurk, plug
    propper netjes
    puik uitstekend, voortreffelijk
    Puk - zn Student van de Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Onderwys
    puntenerig kieskeurig, lichtgeraakt
    pyl ww. recht op iets afgaan
    pynappel ananas
    R
    raadop wees ten einde raad zijn
    raai ww. raden
    raai, raai, riepa tussenw. ra, ra (gezegd voordat men een raadseltje vertelt)
    raaisel - zn raadsel, puzzel
    raaiskoot - zn gissing
    raakloop onverwachts ontmoeten, ergens tegenaan lopen, (iemand) tegen het lijf lopen
    raakry tegen iets/iemand aan rijden; omver rijden
    raaksien opmerken; in het oog krijgen
    raakskoot - zn voltreffer
    raar vreemd, ongewoon, eigenaardig;
    Opm.: De betekenis 'zeldzaam' komt ook voor, maar dit geldt als onverzorgd en anglicistisch (< Eng. rare) Afrikaans
    raas razen; (met iemand ~) berispen;
    raas gee = iemand berispen, op zijn kop geven
    rak - zn rek; (boeken-)plank; (winkel-)schap
    "Op watter rakke kry ek die sjampoe?" = "In welke schappen vind ik de shampoos?"
    rak - zn spinneweb, spinnerag
    ramparty - zn vrijgezellenfeest voor de mannen; hengstenbal
    rand (soms ook 'rant'; zie aldaar) - zn reeks heuvels, plateaurand
    randjie - zn heuvel, reeks heuvels
    randsteen - zn stoeprand, trottoirrand
    rant - zn steile, geërodeerde bergkruin
    raps, rapsie - zn klein beetje
    rat - zn versnelling
    ratkas - zn versnellingsbak
    reënerig regenachtig
    reg - bijv.nw.; bijw. recht; juist; goed, in orde
    Opm.: Waar men in het Nederlands vaak 'goed' zegt, daar is in het Afrikaans vaak 'reg' op z'n plaats:
    "O, ek dink ek het nie die regte knop gedruk nie." = "Oh, ik denk dat ik niet de goede knop heb ingedrukt"
    "Nou weet ons watter een verkeerd is. Maar watter een is die regte een?" = "Nu weten we welke de verkeerde is. Maar wat is de goede?"
    regmaak in orde maken; ook steriliseren van katten/honden
    regmakertjie borrel (vgl. dop, sopie)
    regtig/rêrig echt waar, waar (rêrig? = echt waar?)
    reguit rechtdoor
    reguit recht-door-zee
    regverdig rechtvaardig
    reisies races, hardloopwedstrijd (ook van paarden)
    rekenaar computer
    rekenmeester accountant
    renons afkeer
    renoster neushoorn
    rêrig/regtig werkelijk, echt waar
    resies (paarden) wedrennen
    resieperd renpaard
    reuk/ruik geur, reuk
    reun reu (mannetjeshond)
    rieme (jou ~ styfloop) in de problemen geraken
    riempiesstoel stoel met mat van "riempies" (reepjes van leer)
    riller thriller
    rinkink fuifen, uitgaan, boemelen (vgl. 'jol)
    rinneweer / verrinneweer ruïneren / verruïneren
    rissie (rooi-) spaanse peper; (fig) kenau, feeks
    ritteltit (die ~(s) kry) hysterisch worden
    robot verkeerslicht, stoplicht; ook robot; ook verkeerslig
    rof ruw
    rof (rowwe) ruw(e)
    rofstoei worstelen (sport)
    rok jurk
    rolbal bowling
    rolbektrui coltrui
    rolprent film
    romp rok
    rondawel hut met rieten dak van de negerstammen
    rondvat (iemand - ) iemand meenemen om hem/haar de omgeving laten zien (vgl. rondwys)
    "As jy by ons in Port Elizabeth kom kuier sal ek jou rondvat" = "Als je bij ons in Port Elizabeth op bezoek komt, zal ik je de omgeving laten zien"
    rondwys (iemand - ) iemand de omgeving laten zien
    rooi rood (zowel attribitief als predicatief)
    rooigety enorme toevloed van kreeften op het strand
    rooinek (scherts.) Engelsman, Engelssprekende (vgl. soutpiel)
    rooitaal Engels
    die rooitaal gooi Engels spreken
    rot rat
    rou ruw, onbeleefd
    rug - rûe / ruggens rug - ruggen; bergrug - bergruggen
    ruiker boeket
    ruintjie reu (mannetjeshond)
    ruk choqueren; schok
    ruk-en-pluk hevig bewegen (op muziek), rock 'n' roll (vgl. 'skud', 'skommel')
    rukkie poosje (dit is 'n rukkie gelede = dat was een poosje geleden)
    ruskamer openbaar toilet
    ry rijden, vliegen, varen
    ryloop liften
    ryp lichte nachtvorst
    rys rijst
    S
    saak maak belangrijk zijn
    saal zaal; zadel
    saam samen; mee- (zoals saamsing, saamhuil, saamry)
    saamryklub carpooling
    saamstem instemmen
    saamtrek bijeenkomst
    saamtrekdag landdag, toogdag
    saamvat meenemen
    saans 's avonds
    sag / saf zacht
    sak zak, tas
    Vgl. 'tas'
    sakkie-sakkie boeremusiek (vgl. konsertina)
    sambreel parapluie, parasol
    sampioen champignon
    sandpapier schuurpapier; ook skuurpapier
    sangoma toverdokter, medicijnman
    sanna ouderwets geweer (zoals tijdens Boerenoorlog)
    seekat octopus ('Die seekat is dood': gezegd wanneer er een onaangename geur uit de zee komt)
    seekoei nijlpaard
    seen, seën zegen
    seermaak pijn doen; beledigen
    seerkry pijn hebben, krijgen
    sêgoed woordenschat
    sekelmaan halve maan
    sening kraakbeen ('zeen' in vlees)
    sens zeis
    sensitief (over)gevoelig
    senuweeagtig zenuwachtig
    senuwees zenuwen
    serp sjaal(tje) (vgl. tjalie)
    setlaar kolonist uit Engeland (1820 setlaars)
    seun jongen, zoon
    seunskoor jongenskoor
    siel uittrek plagen, pesten
    sien zien; bezoeken
    sies tog! uitroep van medelijden; 'ach wat jammer, zeg'
    sif zeef; zeven (ww.)
    sifdraad kippengaas (vgl. ogiesdraad)
    sinkplaat golfijzer
    sirkel rotonde
    sigorei chichorei (blauwbloemige composiet: Ciehorium intybus); chichorei-extract om de koffie romiger te maken
    sitplekgordel veiligheidsriem
    sjampoe shampoo
    sjoe tjonge, pfoe (sjoe, dis warm: tjonge, wat is het warm)
    sjoes! - tussenw. Ssst! (wees stil!)
    skaam verlegen
    skaars zeldzaam
    skaduwee schaduw
    skakel zelfst. nw. oproep, telefoontje; ww. opbellen
    skakelbeampte PR-man / vrouw
    skakelhuis twee-onder-een-kap
    skarlakenkoors roodvonk
    skattebol lieveling, schattebout
    skeet wind; kwaaltje; kuur (vol kuren) (vgl. fiemies)
    skelm stiekem
    skelm schelm
    skemerkelkie borrel, cocktail
    skenk schenken (geven)
    skêr schaar
    skerpioen schorpioen
    skiktyd flexibele werkuren
    skilfers roos (van hoofdhuid)
    skilpad schildpad
    skinder / skinner roddelen
    skinderstories roddelpraatjes
    skink schenken (drank)
    skinkbord dienblad
    skollie bandiet
    skommel schudden (ook van kaarten)
    skons scones
    skoolhou lesgeven
    skooldrag schooluniform
    skoolhou lesgeven
    skoorsoeker ruziemaker
    skorsie kleine, hartige meloenachtige groente (in het Engels: squash), ook: lemoenpampoen)
    skottel schaal (vgl. piering), grote schotelvormige plaat of eg
    skottelgoed de vaat, servies
    skottelgoedwasser vaatwaemachine
    skouburg theater
    skouer schouder
    skouers ophaal je schouders erbij ophalen (vanwege scpesis of ongelovigheid) ("Ek haal net my skouers op wanneer jy uit die Bybel lees.") Vgl. 'ophaal'.
    skouhuis modelwoning
    skraal schamel, mager, slank
    skraps schamel, nauwelijks
    skrefie kier
    sku schuw
    skuifspeld paperclip
    skuld (zelfst. nw.) schuld; (ww.) schuldig zijn aan ("Hoeveel skuld ek jou?" = "Hoeveel ben ik je schuldig?").
    Vgl. 'delg' en 'opdok'.
    skurf ruw (Skurwekop = een berg met een rafelige krans [zie aldaar] in de buurt van de plaats Graaff-Reinet)
    skyf schijf, chip; joint, stickie (drugs)
    ("Wat giggel julle so?" - "Sien jy daai skyf? Dis 'n stompie!")
    Vgl. 'dagga', 'boom' en 'zol'
    skyfies patat, ook: aartappelskyfies; dia's
    slaai salade
    slaggate gaten in de weg (vgl. donga)
    slagter slagerij
    slapskyf floppy disk
    slaptjips patates frites (dikwijls met azijn en zout erover)
    sleg niet goed meer (melk, boter) (vgl. kês)
    slegmaak (iemand) over iemand roddelen
    slegsê roddelen, kwaadspreken: ook slegmaak
    slenterdrag vrijetijdskleding
    slukderm slokdarm
    smous marskramer
    snaaks grappig, vreemd, raar
    sneesdoekie papieren zakdoek
    zie ook snesie
    snelskrif steno
    snesie zakdoek (zie ook sneesdoek)
    snoek barracuda-/makreelachtige, baarsachtige (Perciiformes) zeevis die als lekkernij wordt beschouwd (ondanks de vele graten) (Scomberomorus Leopardus)
    snoesig gezellig, behaaglijk
    Snor City (gemeenz.) Pretoria
    sny (ww.) snijden, knippen
    sny (zn.) snee
    so voegw. zo; dus
    "Ons probeer om 'n oplossing te vind, so dankie vir u geduld" = "Wij proberen een oplossing te vinden, dus bedankt voor uw geduld")
    soek zoeken, moeilijkheden zoeken, tarten
    soetkoek (soos - ) (uitdr.) als zoete broodjes, ("hierdie boek lees soos soetkoek" = dit boek kun je verslinden / "die nuutste iPods verkoop soos soetkoek" = de nieuwste iPods gaan als zoete broodjes van de toonbank)
    soetrissie paprika
    soggens 's morgens, 's ochtends
    sokker voetbal
    sokkerspan voetbalteam
    sokkie discoën, ongebonden, vrijelijk dansen zoals op feestjes: huppen op de maat
    sokkiejol feestje, partijtje waar zo wordt gedanst
    somer zomer
    sommer zomaar, zonder bijzondere reden; ook sommerso ("Ons jol sommer vir die pret" = we vieren feest, gewoon voor de lol)
    sonar echo(-grafie)
    sonde zonde, ruzie
    sonkamer serre
    sononder zonsondergang
    sonop zonsopgang
    sonsambreel parasol (vgl. sambreel)
    sonstrepe coup soleil
    soos (zo)als (zo groot als... = so groot soos; net als = net soos) (vgl. nes)
    sop soep
    sopie borrel, drankje (vgl. dop, regmakertjie)
    sosatie sateh, saté
    sous saus; jus
    soutpiel beledigende benaming voor een Engelssprekende (vgl. rooinek)
    souttert hartig gebak
    span team
    spangees teamgeest
    spandeer uitgeven (geld), doorbrengen (tijd)
    spanspek meloen (niet watermeloen)
    speek spaak
    spek ontbijtspek, bacon
    spekboom spekboom: soort succulente struik van de posteleinfamilie, Portulacaria afra
    spens voorraadkast/-kamertje
    spertyd sluitingsdatum voor kopij
    speurder detective
    speurverhaal detectiveverhaal
    spieëltafel toilettafel
    spiesgooi speerwerpen
    spindroër centrifuge
    spinnekop spin
    spoedbeperking maximumsnelheid
    spoedlokval snelheidscontrole
    spog opscheppen, pochen
    spookasem suikerspin
    spore maak hard weglopen
    sprinkaan sprinkhaan
    springmielies popcorn
    sprinkaan sprinkhaan
    spruit beekje
    spuls, speels (paarden) tochtig
    staanspoor (uit die-) onmiddellijk
    staatmaker iemand op wie men staat kan maken
    stad stad
    stadig langzaam ('langsaam' is erg ongebruikelijk)
    stadsaal gemeentehuis, stadhuis
    stadsraad gemeenteraad
    stamp stampen, stoten (ek het my kop gestamp)
    stap lopen, wandeltocht of trektocht maken
    Vgl. 'loop'
    staptoere wandeltochten
    stasie station
    stasiewa stationcar
    stat (mv. statte) traditionele Zoeloenederzetting
    steeds nog steeds
    steek (plat) geslachtsgemeenschap hebben
    steen (zelfst. nw.) steen (verheven taalgeb.: 'Die steen des aanstoots'), edelsteen, baksteen; (bijv. nw) stenen.
    In het Afrikaans kent men het woord 'steen,' voor alle handgemaakte, gefabriceerde (bouw-, bak-, edel-)stenen. 'Klip' gebruikt men voor alle overige betekenissen. Klip betekent dus 'een stuk steen', 'een steen', zoals je die in de natuur aantreft.
    Vgl. 'klip'.
    steggie / stiggie stekje (v.e. plant)
    steke hechtigingen
    stertke sterkte; succes
    "Sterkte met die eksamens!" = "Succes met de examens!"
    steur, jou ~ aan storen, zich storen aan
    ("Ek steur my aan jou bespotlike kleredrag") (vgl. 'traak' en 'stoor')
    stiksienig kortzichtig
    stingel stengel
    stoep veranda
    stofpad ongeteerde weg (vgl. grondpad)
    stokalleen helemaal alleen
    stokkiesdraai spijbelen
    stokkiestert stokstaartje (ook mierkat of meerkat genoemd in het Afrikaans; soort mangoest [civetkatachtige; viverridae] die rechtopstaand de wacht houdt)
    stokperdjie hobby
    stoof fornuis
    stoor opslaan, voorraad aanleggen
    (vgl. 'bêre' en 'steur')
    stoot duwen (vgl. stamp)
    stootwaentjie wandelwagentje
    storm, mv. storms storm, mv. stormen
    stort(-bad) douche
    stouter stouterd
    strokie kassabon
    strokiesverhaal stripverhaal
    strooitjie rietje
    stry strijden; disputeren
    stuitig dwaas, gek
    stuitigheid dwaasheid, gekheid
    suiping drinkplaats voor dieren
    suring klaverzuring (Engels 'sorrel'; oxalis)
    suster gediplomeerd verpleegster
    suurlemoen zn. citroen
    Vgl. 'lemoen', 'lemmetjie'
    swaai zwaaien (heen en weer), schommelen
    sweetpak trainingspak
    swemklere zwempak
    swot (hard) studeren, blokken
    sykouse nylons
    sypaadjie trottoir
    T
    taakspan taakgroep, taakeenheid
    ta-ta tot ziens
    Opm.: Het aan het Engels ontleende 'ta-ta' wordt nooit door mannen gebruikt maar juist door vrouwen.
    tabberd (sjieke) japon, (sjieke) jurk
    tafeldoek tafelkleed
    tak filiaal (bv. van bank), afdeling
    takbestuurder manager van bijkantoor
    takbok hert
    Opm.: Naast het woord takbok heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord bestaan. Het werd vervangen door takbok, wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen. Een oorspronkelijk, niet-geleerd woord voor hert leeft nog voort in de naam van het inheemse 'hartebees', dat de vroege kolonisten aan het Europese hert deed denken (zie aldaar).
    takhaar verwilderde persoon met lange klittende haren
    takkantoor bijkantoor
    tamatie tomaat
    tandefee 'tooth-fairy'; sprookjesfiguur die gewisselde tandjes van kinderen ophaalt
    tannie enigszins verouderde aanspreekvorm voor oudere dame: mevrouw ("Sal tannie dalk tee wil hê?")
    tap -ww uit een kraan of tap (laten) stromen
    Opm.: In tegenstelling tot in het Nederlands, wordt dit werkwoord ook vaak onovergankelijk gebruikt:
    "Daar tap stadig koffie uit die fles" = "Er komt langzaam koffie uit de thermosfles"
    tarentaal parelhoen
    tas koffer
    Vgl. 'sak'
    te kere gaan te keer gaan
    teater bioscoop, operatiekamer
    teatersuster operatiezuster
    teef slet (>Eng. 'bitch'), verder hetzelfde als in het Nederlands
    teel fokken
    teelmerrie fokmerrie
    teen, teën tegen
    teen-, teë- tegen- (teendeel, teëpraat [= tegenspreken])
    teenliggaam antistof
    teenswoordig tegenwoordig, aanwezig
    teerpad geasfalteerde weg
    teetyd thee-/koffiepauze
    teiken (zn.) doelwit; (ww.) de pijlen richten op, zich richten op
    teken teken; bord (verkeersbord, bord met opschrift)
    tekkie gympie, gymschoen
    teller kassier
    teneergedruk 'depri'
    tentatief (tentatiewe) voorlopig
    terg plagen
    tering tuberculose
    tert taart, gebak; (fig) slet, vrouw van lichte zeden
    t-hemp t-shirt
    tiekiedraai rondedans
    tier - zn. tijger
    Opm.: Ten onrechte wordt met tier soms ook het luipaard aangeduid
    tierboskat - zn. serval (een katachtige: Leptailurus serval)
    tierkat - zn. poema
    tikmasjien typemachine
    tikster typiste
    tjaila ermee ophouden, stoppen met werken voor de dag
    tjank janken
    tjap, stempel stempel
    tjek (rekening) cheque (rekening)
    tjello cello
    tjommie maatje, gabber, goede vriend
    tjoepstil doodstil
    tjops speciale stukken varkensvlees voor op de braai
    (vgl. 'karmenaadjies')
    tjorrie oude vrachtwagen
    toebalkon dichtgenouwd balkon
    toebroodjie sandwich
    toedraai ww. inpakken (met papier)
    "Sjoe, maar hierdie geskenkie is mooi toegedraai, hoor!" = "Jeetje, dit cadeautje is mooi ingepakt, zeg!"
    toeka se dae (uit-) van vroeger (ook: uit hoeka se dae)
    toelaat ww. toelaten; toestaan; toestemming krijgen om...
    Opm. In het Afrikaans hoort men zelden 'toestaan'; met zegt eerder 'toelaat' waar men in het Nederlands 'toestaan' zou zeggen.

    Bijvoorbeeld: "Ons kan nie sulke gedrag in die Nuwe Suid-Afrika toelaat nie" = "Wij kunnen zulk gedrag in het Nieuwe Zuid-Afrika niet toestaan" /
    "By hierdie vergadering word net swart joernaliste toegelaat" = "Bij deze vergadering worden slechts zwarte journalisten toegelaten" /
    "Toeriste word toegelaat om die land verlaat" = "Toeristen krijgen toestemming om het land te verlaten"
    toet lang geleden
    toetentaal geheel en al
    toiings aan flarden gescheurde kleren
    tokkelossie, tokkelos, tokkelosj kleine fabelfiguur die 's nachts je bed inkruipt om je te wurgen
    toneel toneel; plaats (v.e. misdaad, gebeurtenis)
    toom bit (deel v.h. hoofdstel voor in de bek v.e. paard)
    toor toveren
    toordery toverij / tovenarij
    toordokter toverdokter
    toornaar tovenaar
    toring toren; toorn
    torring tergen, kwellen (aan iemand torring = iemand kwellen, lastigvallen)
    tou opgooi de moed laten zakken
    toustaan in de rij staan
    touwys maak iemand ergens mee bekend maken (een land, stad)
    traak storen, 'raken' (Dit traak my nie = het stoort mij niet - vgl. 'traak-my-nie-agtig' en 'traak-my-nie-agtigheid' en 'steur')
    traak-my-nie-agtig; traak-my-nie-agtigheid onverschillig, onvermurwbaar, (ten onrechte) onkwetsbaar; onverschilligheid, onvermurwbaarheid, de illusie dat je onkwetsbaar bent ("hierdie siniese man het 'n traak-my-nie-agtige houding")
    treffer hit (muziek)
    trek verhuizen (denk maar aan Die Groot Trek in 1838)
    trek zone
    trekklavier accordeon
    trek op op iemand lijken
    troeteldier huisdier
    tromme drums
    tru! / troei! terug! (tegen paarden, ossen)
    trurat versnelling voor achteruit
    truspieël achteruitkijkspiegel
    tuimeldroër droogtrommel
    tuinmaak tuin aanleggen
    tuis thuis (bijw.)
    tuis gaan logeren
    tuiste thuis (zelfst.nw.); tehuis, onderkomen
    Tuk (mv. Tuks) student van de Universiteit van Pretoria
    twak tabak; ook: nonsens
    tweegatjakkals doortrapte meeprater
    tydperk periode
    Opm.: Wat in het Nederlands 'tijdperk' betekent, is in het Afrikaans 'era'. Het Afrikaanse 'tydperk' kan ook, bijvoorbeeld, een tijdspanne van twee maanden beslaan, en niet miljoenen jaren, zoals in het Nederlands. ("In die tydperk van einde Mei tot einde Junie het ons reën gehad.")
    (Vgl. 'era')
    U
    ui ui
    uintjie inheems bolgewasje, vernoemd naar Ned. 'ajuin'
    uitdruk uitdraai (PC)
    uitgetel moe, uitgeput
    uitgevat (deftig) chique gekleed
    uithaler voortreffelijk
    uithangplek uitgaansgelegenheid
    uitken identificeren
    uitklim uitstappen; tegen (een berg) opklimmen; uitklimmen
    uitlander buitenlander
    uitlos met rust laten
    uitlos met rust laten ('Los my uit!' 'Jy moet die vroumense uitlos')
    uitoorlê overtroeven
    uitrusters kledingwinkel
    uitsaai uitzenden (radio/tv)
    uitsaaikorporasie omroepstichting
    uitsak (die reën -) het regent
    uitstalkas vitrine, etalage
    uitstalling expositie, tentoonstelling
    uittree aftreden
    uitvat uitdossen
    uitveër gommetje
    V
    vaak / vakerig slaperig
    Opm.: In Nederland, Katwijk, is dit woord ook heel gebruikelijk om er 'slaperig' mee uit te drukken. De algemeen-Nederlandse betekenis van 'vaak' (dikwijls) moet in het Afrikaans met 'dikwels' of 'baie' uitgedrukt worden (zie aldaar).
    vaar varen (ook: presteren "Hoe het die sokkerspan gevaar?"
    vadoek theedoek
    valskerm parachute
    van achternaam
    vandeesweek deze week
    vanieljegeursel vanille essence
    vanoggend (spr. 'va-oggend') vanochtend, vanmorgen, deze ochtend ("Goeiemôre! Hoe gaan dit met jou vanoggend?")
    vanslewe/vammelewe van vroeger
    varing varen (zelfst.nw)
    vark varken
    varkoor/varkblom aronskelkachtige (>varkensoor); Zantedeschia aethopica
    varktjop varkenskarbonade
    varkvleis varkensvlees
    vars vers, fris, jofel
    vas stevig, vast, snel
    vasbrand vastlopen
    vasbyt Volhouden, doorzetten
    vasgevang gevangen
    vaskeer in het nauw drijven
    vassteek (in die modder-) vast blijven zitten; ook vastmaken (met spelden)
    vastrap snelle dans
    vastrapplek steunpunt
    vasval in de modder vastzitten
    vasvat stevig vasthouden
    vasvrawedstryd quiz
    vat pakken, nemen, vatten, snappen/begrijpen
    vatlappie pannenlap
    vatterig handtastelijk, plakkerig, te aanhalig
    vee / veeg vegen
    veër bezem
    vel huid
    Opm.: Het Afrikaanse woord 'huid' betekent in het Nederlands alleen gevilde dierenhuid
    Vgl. 'huid' en ' kopvel'
    veldfliek bioscoop in de open lucht (vgl. inryteater)
    veldtog veldtocht; campagne
    "Ondersteun ons verkiesingsveldtog!"
    veloorplanting huistransplatatie
    velskoene leren, effen schoenen met zachte zolen
    verband ('n- op jou huis) hypotheek
    verbandkoers hyptheekrente
    verbruiker conument
    verbypad snelweg om een stad
    verbysteek passeren
    jou vererg (verêre) zich ergeren
    vergasser carburateur
    vergek; vergek hou voor de gek houden
    verhoog toneel, podium
    Verhoogvrees/plankevrees plankenkoorts
    verkeerskonstabel verkeersagent
    verkeerswisselaar knooppunt
    Verkies prefereren, liever hebben
    verklaring aangifte doen bij de politie
    Verkleurmannetjie kameleon
    Verknorsing moeilijkheid
    verkoeler radiateur
    verkoopsbestuurder salesmanager
    verkoopsdame verkoopster
    verkyker verrekijker (het Afrikaans kent dus niet dat nep-Zuid-Afrikaanse woord 'loerpypie'!)
    verlaas voor het laatst
    verlangs ver (inz. verre familie)
    "Paul Kruger is verlangse familie van my"
    verleë in verlegenheid gebracht
    vermaaklikheid amusant
    vermaan vermanend spreken
    " 'Moenie dit sê nie!', vermaan sy hom" = "'Je mag dat niet zeggen!', zei ze hem vermanend"
    vermoë vermogen
    dravermoë = draagvermogen
    verneuk (gemeenz.) bedriegen
    verpes verachten ("Ek verpes leuenaars" = "ik veracht leugenaars")
    Vgl. 'bederf'.
    verrinneweer verwoesten (vgl. rinneweer)
    vers vaars
    versiersuiker poedersuiker
    verskoon my asseblief excuseert U mij alstublieft
    verslankingskuur vermageringskuur
    verspot gek, lichtzinnig, melig
    Vgl. mallerig, mal, katools
    verstaan verstaan; ook: begrijpen
    versteek verbergen, verstoppen
    Opm.: Dit woord wordt, met 'wegsteek', gebruikt waar men in het Nederlands gewoonlijk 'verstoppen' zou zeggen:
    "Hy het 'n mes in sy tasse versteek, maar die doeane het dit nie opgemerk nie" = "Hij had een mes in zijn koffers verstopt, maar de douane had het niet opgemerkt"
    "Die huis is versteek agter digte struike en bome"
    Vlg. 'wegsteek', 'wegkruipertjie', 'verstop'
    verstop dichtstoppen, dichtslibben, dichtgeraken, verstoppen
    Opm.: Dit woord wordt, uitsluitend in de zin van 'de doorgang verstoppen' gebruikt, en heeft dus niets met 'verbergen, wegsteken' te maken. :
    "Die buis is verstop met dik olie"
    "Almal se dreine sal verstop raak" = "De waterafvoerbuizen van iedereen zullen verstopt raken"
    Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'wegkruipertjie'
    vertikale blindings lamellen
    vertoonkamer showroom
    verversings versnaperingen, voedsel
    vervies (jou - oor) kwaad worden, zich zeer ergeren aan (vgl. vererg)
    verwysingsraamwerk referentiekader
    vet (bijv. nw.) dik (van mensen)
    vet (zelfst. nw.) vet
    vetkoek traditioneel gerecht van hompjes deeg uit tarwemeel, water, gist en zout, gefrituurd in olie en dikwijls doormidden gesneden en gevuld met kerriegehakt of iets anders hartigs.
    Het smaakt als oliebollen.
    Vgl. 'koeksister'
    vetterig vettig, vet (ook van haar)
    vierrigtingstop kruising zonder voorrang
    vierspoedratkas vier versnellingen hebbende versnellingsbak
    vies kwaad
    vigs
    (verworwe immuniteitsgebreksindroom)
    aids
    vingeralleen moederziel alleen
    vingerete koud of warm buffet
    vinnig snel
    vir voor; tegen, naar, om, aan, 'voorwerpswoord'
    Opm.: Vir wordt veel meer gebruikt dan het Nederlandse 'voor', omdat het meer betekenissen heeft. Hier komt de verklaring:
    voor: "Hierdie koppie koffie is vir oupa" = Dit kopje koffie is voor opa"
    tegen: "Moenie vir my lieg nie" = "Je moet niet tegen mij liegen"
    tegen: "Jy kan dit maar vir my sê, hoor" = "Tegen mij kun je het zeggen, hoor"
    naar: "Ek geniet dit so om om vir jou te kyk" = "Ik geniet er zo van om naar jou te kijken"
    naar: "Nou moet jy mooi vir my luister, boetie!" = "Luister jij eens goed naar mij, jochie!"
    om: "Lekker lag ek nou vir jou aksent" = "Ik moet zo om jouw accent lachen"
    aan: "Gee dit asseblief vir my, en nie vir hom nie" = "Geef het alsjeblieft aan mij, en niet aan hem" (bij benadrukking van de meewerkende voorwerpen)
    aan: "Ek het dit mos vir hom gesê" = "Ik heb het nog aan hem gezegd"
    niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Gee gou-gou vir my die biltongmessie" = "Geef (aan) mij gauw het biltongmesje"
    niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Ek het vir hulle gevra of ons skoon komberse kan kry" = "Ik heb (aan hen) hun gevraagd of we schone dekens kunnen krijgen"
    niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Ken jy vir Christo?" = "Ken jij Christo?"
    niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Moenie vir my slaan nie, dit was nie ek nie" = "Je moet mij niet slaan, ik was het niet"

    Deze laatste, in het Nederlands onvertaalbare betekenis vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in het Maleis-Portugees uit de begindagen van het Kaapse Hollands, dat later tot het Afrikaans zou uitgroeien.
    Voor de leerder van het Afrikaans is het handig te weten dat je de onvertaalbare vir bij een lijdend voorwerp meer moet invoegen, naar mate er meer sprake is van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: "Ken jy vir Mandela?" kun je vertalen met: "Ken je Mandela persoonlijk?", terwijl "Ken jy Mandela?" eerder op te vatten is als: "Ben je bekend met Mandela?"

    In het Roemeens vindt men een soortgelijk syntactisch gebruik van een voorzetsel dat zijn eigen betekenis verliest omdat het gebruikt wordt voor het versterken van een persoon als lijdend voorwerp. Om een persoon in de accusatief te benadrukken, plaatst men er pe (dit betekent eigenlijk 'op') voor: "David l-a ucis pe Goliat" = "David heeft Goliath gedood" Dit is vergelijkbaar met de Afrikaanse zin "David het vir Goliat doodgemaak"
    vir oulaas voor 't laatst, nog even dan
    visenteer fouilleren
    vlag - vlae vlag - vlaggen
    Opm.: de Afrikaanse meervoudsvorm met de lange 'a' komt overeen met de Hollandse meervoudsvorm 'vlagen')
    vlakvark wrattenzwijn (inheemse, grofgebouwde zwijnachtige met wratachtige uitsteeksels aan schedel en slagtanden; Phacochoerus aethiopicus)
    (vgl. 'bosvark')
    vlei moerassig gebied
    vlerk vleugel
    vleuel vleugel (alleen van gebouwen of groeperingen)
    vliegies kleine vliegjes
    vliegtuig ry in het vliegtuig zitten (vliegen)
    vloed zn. overstroming
    "Verlede jaar se vloed het 254 lewens geëis"
    vloer verdieping, vloer
    vloerlap dweil
    voël vogel (ook in de 'edele-delen' betekenis)
    voëlblom Strelitzia
    voertsek! ga weg! (>'voort zeg ik')
    voet: jou ~ ! ben je gek/mal!; ook: "Jy is verspot! Jy is mal!"
    voetjie-voetjie - bijw. voetje voor voetje, stapje voor stapje
    voetjie-voetjie: ~ speel - ww. voetje vrijen (onder de tafel)
    voetoorgang zebrapad
    voetslaanpad wandelroute
    voggies (gemeenz.) borrel, neut, drankje
    Vgl. 'dop', 'regmakertjie' en 'sopie'
    Dit woord is een typisch voorbeeld van een eufemistisch gebruik van een woord voor iets dat als ongezond gezien wordt. Het gaat dan ook meestal om sterke, gedistilleerde drank. 'Vochtjes' zou de betekenis van dit wat omslachtige, ondeugende woord zijn. Taboewoordvorming heeft hier z'n werk gedaan.
    volstruis struisvogel
    voltyds full time
    volvloermatte vaste vloerbedekking
    vomeer, vermeer braken
    vonkelwyn mousserende wijn, zoals champagne, op de Méthode Champenoise gebrouwen
    vonkprop bougie
    voor vóór
    voor sloot
    voorkeer tegenhouden
    voorkom - ww.
    (klemtoon op voor-)
    overkomen, lijken, de indruk wekken
    Opm. Aangezien het Afrikaanse werkoord 'lyk' reeds de betekenissen van het Nederlandse 'er uitzien, lijken op', heeft 'voorkom' de betekenis die wij aan Ned. 'lijken' toekennen'.
    "Sy opmerkings kom ondeurdag voor, maar hulle is nie" = "Zijn opmerkingen komen ondoordacht over / lijken ondoordacht, maar zijn het niet"
    voorkoms - zn. uiterlijk
    voorskrif (dokters) recept
    voorskoot schort
    voorstad buitenwijk
    voorste vooraanstaande
    voorstedelike trein trein naar de buitenwijken
    voort; voort- verder, voort; voort-, verder- door-

    Opm.: het woord wordt vaker gebruikt en de betekenis is er breder dan in het Nederlands. Dit komt doordat het Afrikaanse 'verder' meer 'daarnaast', 'overigens' en de vergrotende trap van 'ver' betekent. Gebruik 'voort-' ook in verbindingen waar wij 'verder-' of 'door-' zouden gebruiken: "Doen so voort!" = Ga zo verder! (compliment) / "Ek gaan voort met my werk" = Ik ga door met mijn werk / "Die finansiële verknorsing duur voort" = De financiële problemen duren voort)
    (Vgl. 'vort')
    vorentoe vooruit, in de toekomst
    vorm, vorms (meervoudsvorm) vorm, vormen (mv.) / formulier, formulieren (mv.)
    vort ervandoor; ~ wees met = ervandoor zijn met
    ("Nou is die dief vort met my motor!" / "En dan is dit weer vort." = En dan moeten we er weer vandoor. / "In Augustus is ek vort Port Elizabeth toe.")
    (Vgl. 'voort', 'waai')
    vrek doodgaan (dieren)
    vrekte sterfte (onder dieren) "Daar is vrekte onder my beeste"
    vries vriezen
    vroetel wroeten
    vrot (ver)rot; slecht
    vrotsig naar ('n vrotsige kêrel)
    vrug vrucht
    vrugte fruit
    vrugteboord boomgaard
    vrugtekelkie fruitcocktail
    vrykamer logeerkamer
    vryskut joernalis freelance-journalist
    vryspring ontkomen aan
    vuil vies, vuil
    vuilgoed de vuile was
    vul veulen
    vullis vuilnis (vuilis is in het Afrikaans een scheldnaam voor een persoon van laag allooi)
    vulstasie, petrolstasie tankstation
    vurk vork
    vuurhoutjie lucifer
    vuuryster pook
    vyg, vy mv. vye vijg, vijgen mv. (Vyg is de gewone, bekende, eetbare vijg (Ficus). Vygie en vy, daarentegen, is een verzamelnaam voor de talrijke vetplanten die tot de familie der Aizoaceae [voormalige Mesembryanthemaceae] behoren en straalbloemen hebben. Denk bijvoorbeeld aan de hottentotvijg = hotnotsvy of suurvy)
    W
    wa wagen
    waai waaien, zwaaien (met hand)
    waai (gaan ~ ) weggaan, vertrekken
    ("Ek gaan nou waai!" = Ik ga nu weg!)
    (Vgl. 'vort')
    waaier ventilator
    waarborg garantie
    waatlemoen watermeloen (vgl. spanspek)
    waffers (nie - nie) niet erg mooi
    walgooi (teen iets-) proberen tegen te houden
    wapenlisensie vuurwapenvergunning
    warmerig nogal warm
    warmfles thermofles
    wasgoeddraad waslijn
    wasgoedpennetjie wasknijper
    waterblommetjie Kaapse waterlelie, wateraar (Aponogeton distachyos)
    Het plantje drijft op het water en draagt mooie, witte aartjes als bloeiwijze)
    waterblommetjiebredie traditioneel gerecht bereid uit de Kaapse waterlelie (Aponogeton distachyos)
    watwonders buitengewoon ('n watwonderse kêrel)
    weduwee weduwe
    weeksdag doordeweekse dag
    weens wegens
    wegkruipertjie - ~ speel verstoppertje spelen
    Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'verstop'
    wegneemetes take-away-dinner, eten om mee te nemen
    wegskram (vir iets) terugdeinzen
    wegsteek verbergen, wegsteken, verstoppen
    Opm.: 'verstop' heeft in het Afrikaans een andere betekenis (zie aldaar).
    Vlg. 'versteek', 'verstop', 'wegkruipertjie'
    welsand, willesand drijfzand
    wen winnen (spel), verslaan
    werf erf, werkplaats bouwplaats ("bouwerf")
    werk werk
    werk / werke werk; baan / banen (dus: 'Ek het geen werk nie')
    werskaf - ww. druk bezig zijn
    ("Ek het die hele dag in die kombuis gewerskaf", "Ons woel en werskaf so om voor sewe uur klaar te wees")
    wewenaar weduwnaar
    wildebees gnoe
    wil-wil - ww. aarzelend willen
    ("Die son wil-wil deurkom, maar die winter is nog nie verby nie")
    wildehond jakhalshond
    win (in)winnen, iets op iemand overwinnen
    wingerd wijngaarde, druivenplant
    wingerdstok wijnstok
    winskopie koopje, aanbieding
    wisselaar knooppunt (verkeer)
    witblits gedistilleerde (60%) Boeren-kruidendrank (vgl. mampoer
    witgatboom boomsoort met gele onderkant (Boscia albitrunca)
    witseerkeel difterie
    wittebrood - zn. huwelijksreis, wittebroodsweken
    Ons was op wittebrood in Mauritius. Dit was heerlik. = Wij waren op huwelijksreis in Mauritius. Het was heerlijk.)
    woema kracht, pit, energie
    ("Hy is 'n man vol woema")
    wonder (ww.) zich afvragen
    (Ek wonder wat gaan aan = Ik vraag me af wat er aan de hand is)
    wonderlik fantastisch, geweldig
    woonstel flat, appartement
    woonstelblok flatgebouw
    woonwa caravan
    woonwapark camping
    woordverwerker tekstverwerker
    worg wurgen / worgen
    worries zorgen, problemen
    Dit woord is niet officieel en beperkt zich tot jongerentaal en slang
    worsrolletjie broodje worst
    wraggies heus, echt, waarachtig, warempel
    (Maar wraggies, my vriend, julle gaan swaarkry" = "Maar echt, mijn vriend, jullie gaan het zwaar krijgen"
    wurm, wurms worm, wormen
    wyfiekat poes, vrouwtjeskat
    wyfieleeu leeuwin
    wys (ww.) laten zien, (ver-)tonen
    ("Ek sal jou ´n bietjie wys hoe om dit te doen" = "Ik zal je even laten zien hoe je het moet doen"
    "Ons nuwe televisiestasie sal net kinderprogramme wys" = Onze nieuwe televisieomroep zal alleen maar kinderprogramma´s vertonen")
    wyster, wyser wijzer (op een klok)
    X
    X-strale röntgenstralen
    Y
    yskas koelkast
    ys (zn.) ijs; (ww.) vriezen
    yslik (bijv. nw.) grimmig, vreselijk
    ystervark stekelvarken
    ystervarkpatat klimplant die verwant is aan en gelijkt op de heggerank
    Kedostris nana van de komkommerfamilie Cucurtibaceae) uit de Oostkaapprovincie. Tweehuizig, groene bloemetjes, vlezig blad, rankende stengels, dikke wortelknol
    Z
    zebrastrepe zebrapad
    zol joint, stickie (drugs)
    ("Fanie, ons moet gesels. Daai is nie braaikruie se ruik nie. Ek kén die ruik van 'n zol."= "Fanie, we moeten praten. Dat is niet de geur van barbecuekruiden. Ik kén de geur van een joint.")
    Vgl. 'dagga', 'boom' en 'skyf'



    Voorschoten, Marcel Bas





    Wilt U reageren? U kunt De Roepstem een e-mail sturen: Stuur 'n boodskap! Terugvoering word gewaardeer.


    Roepstem Inhoudsopgawe / Inhoudsopgaaf:




    | De Roepstem Hoofdpagina / Tuisbladsy | Onderhoud met Marcel Bas in tydskrif In Diepte | Identiteitspolitiek in Nederland | Bezoek aan Zuid-Afrika in 2007 | Traditionele muziek van eigen bodem en van de Afrikaners | Menno van Coehoorn en de vesting van Namen | De Vier Heemskinderen | Wallonië is deel van de Nederlanden | Virginia Woolf's class consciousness | Boekbespreking: Hermann Wirth | Engelbert Dollfuss: corporatisme in Oostenrijk | António Salazar: corporatisme in Portugal | A la recherche du sens perdu? | De noodklok luidt voor het Afrikaans | De knieval van de Mondriaan Stichting | The Meaning of Tradition in Homer's Odyssey (English) | The demise of the Scots spelling system (English) | Waarom een Hollander een (halve) Vlaming is | Vlaanderen, de Calimero van West-Europa | De Waalse bijdrage in de Opstand | Haarlem heeft een Vlaams gezicht | Zannekin Jaarboek 2005 | Turkije is niet Europees | Tegen EU-toetreding Turkije | Invloed van Afrikaans op Zuid-Afrikaans Engels | De Reformatie in de Nederlanden | De Vlaamse Beweging en de (toekomstige) macht | Verengelsing in Nederland en Suid-Afrika | Afrikaans, die Sondebok | Leiden, een Heel-Nederlands succesverhaal | Zuiderse kijk op de Nederlanden | Nederlandse handelscompagnies (1602-1795) en verbreiding v/d Nederlandse taal en cultuur | Groen van Prinsterer en de Scheuring van de Nederlanden | Die trotse honderdjarige gemeenskap van Afrikaners in Argentinië (1902-2002) | Nederlandse handelscompagnies (1602-1795) en verbreiding v/d Nederlandse taal en cultuur | De Engelse ziekte van Tijdschrift Cosmopolitan | Van der Postgastehuis in Philippolis, SA | Pieter Geyl in Zuid-Afrika | Kleurryke en Kultuurryke Nederland; Kleredragte | De Nederlanden in de 21ste eeuw | De herrijzenis van een vertrapte taal en cultuur | "Er zijn geen Belgen!" | Bijdrage van de Stichting Taalverdediging aan De Roepstem | Frans Vlaanderen | Prof. dr Geyl: "Zuid-Afrika in Heel-Nederlands verband" | Groot-Nederland versus Heel-Nederland? | Taalverslapping is Taalverloedering | Afrikaans - Nederlandse Valse Vrienden | De Nederlanden in het Verenigd Europa | Boere-oorlog: Generaal De Wet Herdenking in Nederland | ANC-cultuurimperialisme bedreigt Afrikanercultuur | Paul Kruger en zijn Volk | "Julle Nederlanders vermoor julle eie taal!" | Afrikaans-Nederlandse opmerkelijke verschillen | De twee Nederlandse Volksliederen | Die Suid-Afrikaanse Volksliedere | Die Vlaamse Volkslied; De Vlaamse Leeuw | Die Volkslied 'Die Afrikaanse Leeu' | Het Wilhelmus; volledig en oorspronkelijk | Het Surinaamse Volkslied | Deel I Discussie: Prof. P.C. Paardekooper | Deel II Discussie: Hans van Zelsts Reactie | Deel III Discussie: Reactie Van Oostrum op Van Zelst en v.v. | "Die Genootskap van Regte Afrikaners" | Introduction to Afrikaans and the Discrimination it faces (Engels) | The United Europe as an Antidote to a democratic Nation-State in the Ideas of F. Nietzsche (Engels) | Holland and its People; ingescand boek van Edmondo de Amicis (Engels) | Turkije is niet Europees |




    Zuid-Afrikaans - Nederlandse woordenlijst

    Google-Nieuws - Amsterdam

    Stop de Kap

    Stop de massa bomenkap in Nederland. In Nederland worden steeds meer wonderschone bomen en bossen gekapt, om te stoken in vervuilende bio-energie centrales. De massa bomenkap en biomassa industrie zijn zeer slecht voor mens en dier en moeten in het belang van U allen strikt verboden worden! Alle bomen (muv veiligheidsmaatregelen) moeten behouden blijven ! Zonder bomen kan niets leven. STOP DE KAP

    Climategate Klimaat

    EnerzijdsAnderzijds

    Vacatures in Amsterdam